Martinitoren door de oorlog heen

2 mei 2025 | Algemeen

D’Olle Grieze is nog steeds kenmerkend voor het stadssilhouet van Groningen. Al van verre zichtbaar wanneer je aan komt rijden. Gelijktijdig een vinger die de hemel in priemt wanneer het helder is, maar bij mist en nevel verdwijnt hij regelmatig of is slechts deels te zien. Bovenop schittert het paard van Sint-Martinus en wijst uit welke richting de wind vandaag waait.

Alice Henkel

In de eerste helft van de vorige eeuw werd steeds duidelijker dat de toren niet meer echt stabiel was en uit het lood stond. Er werd een groot restauratieplan opgesteld en in 1938 kwam het hele bouwwerk in de steigers te staan. Eerst was er alleen sprake van dat de verweerde bekleding van de toren verbeterd moest worden, maar gaandeweg werd ook duidelijk dat de vier pijlers, waarop de toren rustte, intussen te zwak geworden waren door verzakking en scheuren, die ook hoger in de toren voor de nodige problemen zorgden.

Aan de voet van de toren werd een korset aangelegd met oude spoorstaven en het werd ingepakt in gewapend beton. Het geheel werd bekleed met Bentheimer zandsteen. De voet van de toren was zo tussen de 50 en 85 centimeter dikker geworden dan voorheen. De bogen tussen de pijlers werden gestabiliseerd en nu wilde men hogerop ook de schade zo veel mogelijk herstellen en stabiliseren.

Luchtwachtdienst

Toen de Duitse bezetters hier arriveerden, stond de toren nog voor het grootste deel in de houten steigers. Aan de buitenkant was een lift aangebracht om materiaal en ook werklieden naar boven te halen. Aan het begin van de zomer 1940 maakten de Duitsers al regelmatig gebruik van de lift, waarvan zij het gebruik geclaimd hadden. De toren had, net zoals in vroegere tijden, een belangrijke strategische functie en werd nu vooral gebruikt door de luchtwachtdienst. Gelijktijdig werd er gewerkt aan het verdere herstel van de toren.

In juli 1942 werd in eerste instantie verdere restauratie door de Duitsers verboden, maar na overleg mocht er toch weer doorgewerkt worden. Ook later dat jaar wilde men het werk nog een keer stopzetten, maar ook nu mocht men verder gaan vanwege de openbare veiligheid. Maar wel met minder arbeiders en alleen het noodzakelijkste werk mocht gedaan worden.

Springstof

Al relatief aan het begin van de oorlog hadden de bezetters halverwege de toren een barak ingericht en op de steiger stonden apparaten voor luchtwaarnemingen. In de barak bevonden zich ook benzine en springstof. Toen de bouwers dit ontdekten, werden balken en andere bouwwerken in de buurt van de barak weggehaald en op de vloer eronder stortte men een dikke laag zand die afgedekt werd met ijzeren platen.

Ontploffing

Een paar weken voor de strijd om de stad gaf de dienstdoende sergeant aan dat hij de motor en het daartoe benodigde benzinevat met 200 liter benzine met handgranaten tot ontploffing zou brengen. De Duitsers wilden namelijk niet dat hun communicatieapparatuur in de handen van de Geallieerden zou vallen. Bij een explosie zou een deel van de benzine naar de tweede trans kunnen lopen en via de spuwers over de steiger en de huizen die beneden stonden lopen. Niet alleen zou de toren in vlammen opgaan en instorten, maar het half in de toren gebouwde kostbare orgel en een deel van het schip van de kerk zouden dan ook verloren gaan.

Toen dit bekend was, heeft men geprobeerd de Duitsers te vermurwen om alles onschadelijk te maken. Ook de sergeant werd onder druk gezet om alles naar beneden te mogen brengen, vooral ook het vat met benzine. Eindelijk kwam hier toestemming voor. Via een extra steigerconstructie werd een katrol aangebracht om het vat te kunnen laten zakken. Verder werd er een meter zand aangebracht aan de voet van de toren om de motor op te vangen.

In het riool

Bij de komst van de Canadezen bij de stad werd na nogmalig overleg ten slotte het vat met benzine naar beneden getakeld en liet men een groot deel van de benzine in het riool lopen. Twee dagen later gooiden de Duitsers de motor naar beneden en de communicatieapparatuur werd toen ook met de lift naar beneden gebracht en met handgranaten vernietigd. Zo bleven de toren, de kerk en de directe omgeving in ieder geval gespaard van een ramp. Wel is tijdens de gevechten de toren beschadigd door beschietingen van de bevrijders.

Na de bevrijding werd de verdere restauratie doorgezet, de oorlogsschade zo veel mogelijk ongedaan gemaakt en kon alles ten slotte in september 1948 afgesloten worden.

Alice Henkel
Martinikerk en de Grote Markt, april 1945. Op de voorgrond een personenauto van de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten). Foto: Willem van de Poll | Anefo