Boek schrijven

13 juni 2025 | Column

Emerson Terinathe

“Pap, aan hoeveel boeken heb jij meegewerkt en meegeschreven?”
Ze keek in mijn boekenkast. Voor haar: rijen vol boeken, bundels, biografieën en naslagwerken van diverse schrijvers, waaronder veel Molukse schrijvers en dichters.
Ik begon te tellen. Eén, twee, drie… Negen! Negen boeken waar ik aan heb meegewerkt. Met trots haalde ik ze uit de kast. “Kijk, mooi toch?”
Ze vond het indrukwekkend. Ik schreef ook jarenlang columns en verhalen voor het Molukse blad Marinjo. Alle uitgaven waar ik in stond had ik bewaard. Ik haalde deze tijdschriften er ook bij.

“Vind je het leuk om te schrijven?” vroeg ze me, nadat ze een aantal boeken waar ik in stond had doorgebladerd.
“Lieverd, ik doe alleen dingen die ik leuk vind, wat heeft het anders voor nut? En ik zie het ook als een nalatenschap.”
“Hoe bedoel je?”
“Nou, als ik er niet meer ben, dan heb jij nog iets tastbaars, iets wat echt is. Mijn woorden, mijn gedachtegangen, mijn emoties, tastbaar op papier.”
“Ja, dat is zo,” zei ze, “maar je hebt dus nog geen eigen boek geschreven.”
“Dat klopt. Ik heb veel geschreven, maar ik heb nog niet het lef gehad om zelf met een boek te komen.”

Fast forward naar vrijdag 23 mei 2025. Boekpresentatie van Suara Pulau van m’n oom Victor Joseph. Het was een prachtige avond. Ik was omringd door krachtige Molukse schrijvers en dichters die hun sporen op literair gebied lang en breed verdiend hebben. Ook zij hebben, net als ik, een bijdrage geleverd aan deze prachtige bundel. Het was voor mij dan ook niet meer dan logisch dat zij gingen signeren vanavond. Maar dat men ook wilde dat ik hun boek ging signeren, was onwerkelijk. Ik was namelijk de enige schrijver zonder een eigen gepubliceerd boek of bundel.

Daar zat en stond ik dan: “Eh, u wilt dat ik uw boek ga signeren?”
“Ja, want jij hebt toch meegewerkt aan dit boek?” vroeg een vrouw nieuwsgierig aan mij. “Jij bent toch Emerson?”
“Dat klopt,” zei ik verbaasd.
Ze overhandigde mij haar pen.
“Veel leesplezier en aangenaam kennis met u te maken,” schreef ik in de binnenzijde van haar boek.

“Jij bent Emerson!”
Een vrolijke, enthousiaste Molukse vrouw kwam op mij afgestormd. Naast haar stond haar stoïcijnse Molukse man.
“Ja, dat klopt,” zei ik ietwat geschrokken.
Ze schudde mij de hand. Ook haar man stelde zich vriendelijk voor.
De Molukse vrouw vervolgde: “Wat leuk om jou eindelijk te ontmoeten. Ik heb veel over jou gehoord en heb ook jouw verhalen en columns gelezen.”
“Ja, je schreef leuke columns en verhalen voor de Marinjo,” vervolgde haar man.
“Dank u wel,” zei ik, “leuk om te horen. Ik hoop dat u wel positieve dingen over mij heeft gehoord,” zei ik gekscherend.
“Natuurlijk! Anders had ik jou niet aangesproken hoor,” zei de vrouw plagend. “Heb je ook een eigen boek?” vroeg ze nieuwsgierig.
“Nee, nog niet. Wie weet,” zei ik.

Eenmaal in de auto op de terugweg, begon ik daarover van gedachten te wisselen met oom Abé Sahetapy en oom Djodjie Rinsampessy. Beide gerespecteerde en tevens gepubliceerde schrijvers. Laat ik het zo zeggen, deze avond en het gesprek met deze ooms heeft iets in mij getriggerd. Wie weet wat de toekomst mij brengt.

 

Emerson Terinathe