Toen ik iets meer dan tachtig jaar geleden geboren werd, had ik het geluk dat dat in Brabant was en ons dorp net bevrijd was. De hongerwinter en alle ellende die de rest van Nederland teisterde in het laatste oorlogshalfjaar, bleef ons bespaard. De bevrijding gaf veel mensen weer een toekomstperspectief en nieuwe hoop.
Alice Henkel
Mijn ouders gingen ervan uit dat er zowel in de maatschappelijke verhoudingen als ook in de kerk het nodige zou veranderen. Maar al gauw bleek er van doorbraak geen sprake meer te zijn, alsof er in de tussentijd niet het nodige gebeurd was. De bevrijding bracht zo niet in ieder opzicht ook meer vrijheid.
De mensen om mij heen waren echter wel beschadigd door de oorlog en de bezetting. De mensen die terug kwamen uit de kampen, de dwangarbeiders, vluchtelingen en mensen uit Nederlands-Indië werden voor een groot deel niet met open armen ontvangen.
Voor mijn vader was de oprichting van de Wereldraad van Kerken, zomer 1948 in Amsterdam, een moment dat hem met hoop vervulde, doordat het een gemeenschap van kerken is op weg naar zichtbare eenheid in één geloof en één eucharistische gemeenschap, uitgedrukt in aanbidding en in gemeenschappelijk leven in Christus. Voor hem kwamen hier hoop en vrijheid samen.
Thuis werd geen Bevrijdingsdag gevierd, er werd herdacht op 4 mei en dat was het. Op school werd er later wel aandacht aan besteed, maar sober. Ook een deel van het personeel had het nodige meegemaakt. De school was afgebroken, samen met de Duinoordkerk, om plaats te maken voor de anti-tankwal dwars door Den Haag. Een jonge onderwijzeres was in de meidagen van 1940 weduwe geworden toen haar man sneuvelde bij de Grebbeberg. Anderen zaten in het verzet of waren ondergedoken. Onze overblijf-juf had Auschwitz overleefd en was daar gesteriliseerd. De oorlog was dan wel voorbij, maar in haar zwaarte nog zeer aanwezig.
In Indonesië ging de strijd verder na de capitulatie van Japan en het uitroepen van de onafhankelijke republiek Indonesië. Nederlandse dienstplichtige jongemannen werden vanaf 1946 opgeroepen om daar te vechten tegen de nationalistische troepen. Ook in andere landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika werd gestreden tegen de kolonisatoren en bevrijdden mensen zich van dictatoriale en vaak ook imperialistische regimes. Maar wat voor velen in eerste instantie een hard bevochten bevrijding was, kon toch vaak weer omslaan door het ontnemen van rechten en inperken van vrijheden. Ook kon men zien hoe sommige grootmachten probeerden deze vooruitgang te bestrijden: de oorlog in Korea, de inzet rond Cuba, de oorlog in Vietnam en de val van Allende in Chili.
In 1963 verhuisde ik naar Duitsland voor verdere opleiding. In de steden waar ik woonde waren nog overal de littekens van de oorlog te zien: kapotte huizen, ruïnes en kelderwoningen. En ook hier kwam ik veel beschadigde mensen tegen. Niet iedereen was juichend met Hitler meegelopen, ik ontmoette mensen die in eigen land verzet pleegden. Sommigen hadden gevangen gezeten, turf gestoken in het Emsland net over de grens van het toen nog veilige Nederland. Anderen hadden jarenlang telkens weer in tuchthuizen en concentratiekampen gezeten. Na de bevrijding werd een aantal van hen weer vervolgd en gevangengezet, omdat zij communisten, anarchisten of socialisten waren.
Toen ik in de jaren zeventig aan de universiteit in Bremen studeerde, kwam ik in aanraking met veel buitenlandse studenten. Een deel van hen had moeten vluchten uit eigen land, zoals Palestina, Iran, Afghanistan en Latijns-Amerika vanwege hun verzet tegen de regimes in eigen land. Zo hoorde ik ook voor het eerst over de Bevrijdingstheologie, die vooral in Latijns-Amerikaanse landen een rol speelde. Het ging om het opkomen voor de armen, tegen de groot-grondbezitters en buitenlandse bedrijven die land en bevolking uitbuiten. Dat zag ik ook als een teken van hoop.
Intussen woon ik al weer bijna veertig jaar in Nederland. In een deel van Europa waar al tachtig jaar vrijheid en voorspoed is en de welvaart voor velen zich opstapelt. Maar vrijheid is iets wat we moeten koesteren, waar we voorzichtig mee moeten omgaan. Want met het ontnemen van rechten, het verbieden van boeken en het niet erkennen van de ander, de vreemde, als naaste, begint de onvrijheid.