In zijn boek ‘Dit kan ook een goede tijd zijn’ neemt Roek Lips de lezer mee in de periode van ziek-zijn nadat hij totaal onverwacht de diagnose acute myeloïde leukemie krijgt. Van binnenuit beschrijft Lips hoe alles in zijn leven op losse schroeven komt te staan. Plotseling wordt zijn bestaan teruggebracht tot de essentie: een ziekenhuiskamer waar hij maandenlang in strikte isolatie de tijd moet doorbrengen.
Sinds zeven jaar werk ik als geestelijk verzorger in het UMCG. Wekelijks ontmoet ik mensen wier bestaan op de kop staat. Ik ben me door mijn werk bewust van de kwetsbaarheid van het leven. Toch liet het boek van Lips mij zien hoe weinig ik besef van wat mensen moeten meemaken. Hoe het is als je leven van het ene op het andere moment zo’n andere wending krijgt en niets meer vanzelf spreekt.
Lips schrijft: “Ik probeer de gebeurtenissen van de afgelopen dagen op een rij te krijgen, maar de inhoud van mijn hoofd voelt als een glas dat in duizend scherven is gevallen en waarvan ik de stukjes niet meer bij elkaar geraapt krijg. Er is geen verband meer tussen de splinters te ontdekken.” Verwarring en vervreemding, zo zou je Lips’ gevoel misschien het beste kunnen typeren. Het lijkt wel alsof hij een andere wereld is binnengegaan. Een wereld vol voorschriften, medische termen, onderzoeken en onzekerheid.
Een aantal dingen trof me bij het lezen van dit boek. In de eerste plaats is dat de grote impact van het verlies van je autonomie. Lips schrijft: “Ik moet me overgeven aan de wil van het medisch personeel en de regels van het ziekenhuis.” Je bewegingsvrijheid als patiënt is letterlijk en figuurlijk beperkt. Je wordt onderworpen aan een streng regime. Er zijn regels waar je je aan moet houden, medicijnen die je moet slikken, behandelingen die je moet ondergaan. Lips vecht ervoor om zichzelf niet te verliezen. Het is voor hem van groot belang om de regie te houden en om te begrijpen wat er gebeurt. Hij schrijft: “Goed patiënt kunnen zijn vraagt om het vinden van een balans tussen overgave aan wat er is en van je gevraagd wordt én behoud van eigenzinnigheid.”
Het tweede wat me raakte, is hoe belangrijk het is om als mens gezien te worden. Wat voor Lips van grote waarde is in deze maanden, is echt menselijk contact. Een schoonmaakster die informeert naar zijn familie op de foto naast zijn bed en laat merken dat zijn verhaal haar raakt. Een verpleegkundige die oprecht blij is met een goede uitslag. Een hemataloog die vanuit haar hart zegt: “Wat fijn om je weer zo te zien.” Betekenisvolle contacten in een omgeving die zo klinisch en technisch is dat het gevaar bestaat dat een patiënt wordt gereduceerd tot een reeks cijfers. Lips beschrijft hoe hij zich soms net een laboratorium voelt waar van alles wordt ingestopt en weer wordt uitgehaald.
In een gesprek met een vriend geeft hij aan: “Ik ben een optelsom van mijn geboortedatum, bloeddruk, bloedwaarden… Mijn leven wordt samengevat in een spreadsheet.” Ik ben dankbaar dat ik als geestelijk verzorger de ruimte krijg om de mens te blijven zien achter deze reeks van getallen. Om aandacht te hebben voor datgene wat zich niet in cijfers laat uitdrukken, maar wat minstens zo belangrijk is. Niet voor niets is het motto van het UMCG: ‘Zie de mens’.
Ten slotte trof het me hoe Lips zin en betekenis vindt in wat hem overkomt. Hij gebruikt daarvoor het beeld van een rups, die in zijn cocon alles moet loslaten wat hem vertrouwd was. Van de rups blijft niets meer over dan een slijmerige substantie. Maar zonder dat proces van loslaten is het onmogelijk om te veranderen in een vlinder. Zo ervaart Lips deze tijd ook. Het leven leert hem om los te laten. Zijn immuunsysteem wordt door de chemo’s volledig afgebroken en zijn weerstand daalt naar het absolute nulpunt. Dit proces ondergaan noemt Lips ‘gelatenheid’. Een woord dat vaak een negatieve klank heeft, maar volgens Lips is dat niet terecht.
Gelatenheid is het vermogen om het leven te aanvaarden met alles wat er is, om zo innerlijke vrede, vrijheid en rust te bereiken. Buigen voor het leven, noemt Lips dat. Een les die hij leerde toen hij zijn achttienjarige zoon Job verloor. De kunst van het leven is volgens Lips om steeds weer te kunnen buigen en als dat nodig is bij nul te beginnen. Vanuit de buiging kun je naar het nieuwe toe.
Zijn woorden doen me denken aan Lied 982 uit het Nieuwe Liedboek:
In de bloembol is de krokus, in de pit de appelboom,
in de pop huist een belofte: vlinders fladderen straks rond.
In de koude van de winter groeit de lente ondergronds,
nog verborgen tot het uitkomt, God ziet naar de schepping om.
In ons einde is de aanvang, in de tijd oneindigheid,
in de twijfel ligt geloven, in ons leven eeuwigheid,
in de dood het nieuwe leven, overwonnen alle strijd,
nog verborgen tot het uitkomt, God alleen herkent die tijd.