Eers toe die neerlaag en die nuwe leed
die dwase vreugde uit hul oë wis
het hul mekaar aanskou, het sy geweet
hoe sterk die man, en hy hoe skoon sy is.
Verbanne bondgenote teen die lot:
sy arms om haar was ’n vaste kring,
en selfs die toorn en die wraak van God
kon nie deur daardie tere vesting dring.
Pas toen de nederlaag en het nieuwe leed
de dwaze vreugde uit hun ogen wiste
hebben ze elkaar aanschouwd, heeft zij geweten
hoe sterk de man, en hij hoe mooi zij is.
Verbannen bondgenoten tegen het lot:
zijn armen om haar als een vaste kring,
en zelfs de woede en de wraak van God
kon niet door die tere vesting dringen.
Het gedicht ‘Adam en Eva’ werd zo’n tachtig jaar geleden geschreven door Elisabeth Eybers (1915-2007). Zij schreef vrijwel altijd in het Afrikaans, de taal van haar geboorteland Zuid-Afrika. Zelf vond ze het niet nodig om haar werk in het Nederlands te vertalen en misschien had ze hierin ook wel gelijk: zo kon ze elk woord, elk eigen woord op de enige juiste plaats zetten. Vanaf 1961 tot haar overlijden woonde Elisabeth Eybers in Nederland en ze kreeg in 1991 de belangrijkste literaire prijs van ons land, de P.C. Hooftprijs, voor haar Afrikaanse gedichten.
In het gedicht ‘Adam en Eva’ is een bijzondere echo te horen van het bijbelse verhaal zoals wij dat kennen uit het boek Genesis: het is een soort tegenverhaal, het is een liefdesverhaal misschien. Bij de titel ‘Adam en Eva’ denken wij wellicht aan de vertelling met de slang, de zondeval en de verwijten na het eten van de verboden vrucht: “De vrouw die U hebt gemaakt om mij ter zijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven” en “De slang heeft me misleid en toen heb ik er van gegeten.”
De inhoud van het gedicht is heel anders van toon, want pas na de nederlaag en na het nieuwe leed gaan bij Adam en Eva de ogen open voor elkaar. Ineens zien beiden elkaar aan zonder schaamte. Liefdevol.
Die tere vesting
Als deze beide eerste mensen elkaar met nieuwe ogen gaan zien, aanschouwen, ziet zij ‘hoe sterk die man’ is en ziet hij ‘hoe skoon sy is’. Als deze twee mensen dat in elkaar zien, worden woorden gekozen uit het laatste vers van Genesis 2, woorden uit het paradijs, van voor de zondeval: “Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.”
In deze woorden kunnen we lezen dat beide mensen naakt waren in de betekenis van zonder kleren. We kunnen er ook in lezen dat beide mensen elkaar onder ogen durven komen, bondgenoten zijn die open en liefdevol met elkaar omgaan. En die samen een tere vesting vormen.
Pas dan mogen deze beide mensen, dan mag de hele mensheid doorgaan.
Tonko Ufkes