Lied van Maria

18 april 2025 | Essay, Recensie

Wat dreef mij naar het graf?
Wat dacht ik daar te vinden?
De dood brengt anders niet
dan leegte en verdriet.

Met kruiden van de dood,
welriekend, zacht en geurig,
als balsem voor mijn ziel,
ging ik om hem te zien.

O, hij was zo dichtbij!
ik kon hem bijna raken!
Als ik mijn hand uitstak
zou hij verdwenen zijn.

Ik hoor nog steeds zijn stem,
een klank die niet kan sterven.
Hij leeft, hij leeft, totdat
ik hem vergeten ben.

Een dode en niet dood,
ik heb hem toch gesproken!
Een dode die je ziet
is geen herinnering.

Alsof ik wartaal spreek
zo word ik aangekeken,
maar wat ik zeg is waar,
ik heb het zelf doorleefd.

Ik ben niet meer alleen,
hij heeft mij aangekeken!
Ik draag dit ogenblik
voor altijd met mij mee.

Geheimen diep en groot,
te groot voor kleine mensen.
Geheimen ook voor ons,
al zijn wij deelgenoot.

Marijke de Bruijne, uit: ‘Als de graankorrel sterft…’, oratorium voor de veertigdagentijd en Pasen

Marian Knigge-van der Schors

Op 30 maart was het vijf jaar geleden dat Marijke de Bruijne (1936 -2020) overleed. In het programma Het Vermoeden van de EO werd toen als in memoriam een uitzending herhaald waarin zij geïnterviewd werd over haar werk.* Ze zoekt daarin naar woorden en beelden die ons dichter bij het mysterie, bij een Aanwezigheid, bij God brengen. In haar teksten kiest ze vaak voor het vrouwelijke perspectief op de bijbelverhalen en de religieuze ervaringen. Naast veel liedteksten schreef zij drie oratoria, voor Kerst, Pasen en Pinksteren. Ook dit jaar wordt in verschillende kerken uit het paasoratorium gezongen.**

Muziek

Gedichten en liedteksten kunnen veel op elkaar lijken. Beide dragen emoties over. Een belangrijk verschil is dat bij een lied muziek hoort. Vaak ondersteunt die het gevoel dat in het lied uitgedrukt wordt. Ook in een gedicht spelen klank, metrum en ritme een belangrijke rol. Maar daarnaast zijn in poëzie de vorm, het taalgebruik en de complexiteit van belang. In gedichten wordt meer dan in de meeste liedteksten geprobeerd het onzegbare uit te drukken. ‘Ik hou van jou, ik blijf je trouw’ laat niets aan de verbeelding over. Zeker niet als deze woorden in een refrein steeds herhaald worden. Maar in een gedicht kan het gaan over ‘houden van’ of ‘trouw zijn’ zonder dat je dat op het eerste gezicht als zodanig herkent. Je moet erover nadenken.

Boodschap

Het bovenstaande is mooi terug te vinden in de dertig liedteksten uit ‘Als de graankorrel sterft…’, het oratorium voor de veertigdagentijd en Pasen. De ‘boodschap’ in de meeste liederen is duidelijk door het gebruik van dezelfde woorden en beelden (licht, hoop, vrede), de herhaling en refreinen. Op de uitgebrachte cd*** hoor je de liederen met de muziek van Chris van Bruggen, Anneke Plieger-van der Heide en Peter Rippen. Vooral in het lied DRIEMAAL (nr.16) wordt de tekst prachtig ondersteund door een drieslag in de muziek.

Enkele van de teksten hebben een inhoud die meer aan de eigen interpretatie overlaat. Op LIED VAN MARIA (nr.27) ga ik wat verder in op dezelfde manier als ik dat doorgaans met gedichten doe.

Herhaling

Lied van Maria telt acht strofes van elk vier versregels, kwatrijnen. Eindrijm zit er niet echt systematisch in: ‘niet / verdriet’ in strofe 1, ‘groot / deelgenoot’ in strofe 8. ‘steeds zijn stem’ (vers 13) zou je beginletterrijm kunnen noemen. Wat opvalt zijn de herhalingen: ‘Hij leeft, hij leeft’ ( vers 15), ‘Een dode en niet dood,’ (vers 17), ‘zo word ik aangekeken’ (vers 22) en ‘hij heeft mij aangekeken’ (vers 26). ‘Geheimen’ in vers 29 en 31. Vooral die herhalingen brengen eenheid in dit gedicht. Een mooi voorbeeld van beeldspraak zie je in de tweede strofe: ‘kruiden van de dood … als balsem voor mijn ziel’.

Door de ogen van Maria

Lied van Maria vertelt het verhaal van een vrouw die naar het graf van een gestorven geliefde gaat. Het volgt globaal het bijbelverhaal uit Johannes 20, waarin een dodelijk bedroefde Maria van Magdala vroeg in de morgen naar het graf van Jezus gaat en ziet dat het leeg is. In het gedicht krijg je het vrouwelijk perspectief op dat verhaal, kijk je door de ogen van Maria, zie je hoe zij haar gang naar het graf beleefd heeft.

Echt

In de eerste strofe geeft zij aan dat zij niets denkt te vinden, want ‘De dood brengt anders niet / dan leegte en verdriet’. Dat zij er toch heen gaat met kruiden, is omdat zij zelf ‘balsem voor mijn ziel’ (vers 7) nodig heeft. Zij is tot in het diepst van haar bestaan gewond geraakt. Bij dat graf is ze het allerdichtst bij de gestorven geliefde. Dat is als het ware zalf op haar wonden. Dichterbij kan ze niet komen. Als ze haar hand uitstak, zou ze hem zowat kunnen aanraken, maar ‘Als ik mijn hand uitstak / zou hij verdwenen zijn.’ (vers 11,12). Probeert ze hier te zeggen dat ze weet dat het misschien een illusie is, maar dat het voor haar lijkt en voelt of het toch echt is? Dat blijft in het midden. In elk geval beseft ze dat ze het visioen geen geweld aan moet doen.

Zo ook hoort ze in strofe 4 ‘nog steeds zijn stem’. Dat zou je kunnen lezen als: de woorden die hij gezegd heeft. Die gaan niet verloren zolang zij ze (hem) niet vergeet. Dat wordt uitgewerkt in strofe 5, waar zij zegt dat de dode misschien wel dood is, maar dat zij hem ook ziet en spreekt. Hij is voor haar hier en nu aanwezig.

Niet meer alleen

In strofe 6 zegt ze dat ze beseft dat men naar haar kijkt alsof ze gek geworden is, wartaal spreekt. Maar ze geeft aan dat dit is wat zij ervaren heeft: ‘Ik ben niet meer alleen’. Jezus heeft haar aangekeken. Zij voelt zich door God gezien. Zij voelt zijn Aanwezigheid. Die draagt zij voor altijd met zich mee (strofe 7).

Hoe dat zit? Dat is een geheim dat te groot is voor kleine mensen, ook voor ons, eindigt de dichter in strofe 8. Ik lees daarin dat Marijke de Bruijne wil zeggen dat het verhaal van de opstanding van Jezus ons verstand te boven gaat.

Groter dan jezelf

In het genoemde interview zegt Marijke de Bruijne dat zij het belangrijk vindt om aan te duiden ‘dat wat groter is dan jezelf, dan je hart’. Dat doet zij in dit gedicht. Dit Lied van Maria is in dat opzicht te vergelijken met de Lofzang van Maria uit Lucas 2.

In de gezongen versie wordt de eerste strofe gezongen door één vrouw, de tweede door meerdere vrouwen en de rest door het hele koor, mannen en vrouwen. Dat onderstreept op ontroerende wijze dat het Lied van Maria het verhaal is van alle mensen en voor alle mensen.

Marian Knigge-van der Schors

*) Dit programma is terug te kijken: Het Vermoeden: in memoriam Marijke de Bruijne – EO, 9 april 2020

**) Zie ook het interview met Nelleke van Vliet op 7 maart 2025 in Kerk in Stad: Nelleke en het niemandsland van Marijke de Bruijne

***) Als de graankorrel sterft… oratorium voor de Veertigdagentijd en Pasen, Narratio, CD3874

Marian Knigge-van der Schors
Foto: Pixabay