Drie Bijbelse voorstellingen in Bolsward | Deel III

Onderweg naar het beloofde land

21 februari 2025 | Essay

In het koor van de Martinikerk in de Friese stad Bolsward staat een aantal bijzondere koorbanken. Deze banken zijn rond het jaar 1490 gemaakt en op twee daarvan staan in het hout afbeeldingen uitgesneden, gebaseerd op de reis van het volk Israël naar het beloofde land. Het zijn afbeeldingen van de doortocht door de Rietzee, van het hemelse manna en van de verspieders. Het gaat dus om drie belangrijke gebeurtenissen binnen het lange verhaal rond deze pelgrimsreis. Vandaag gaat het over de twee verspieders.

Tonko Ufkes

Op de zijkant van een koorbank in de Martinikerk van Bolsward staat als bovenste afbeelding de doortocht door de Rietzee en als onderste afbeelding de twee verspieders met een machtige druiventros; Het begin en het eind van de veertig jaar durende pelgrimsreis naar het beloofde land komen hier samen. Hier, bij de grens tussen de woestijn en het beloofde land, speelt het verhaal van de twaalf verspieders.

In het bijbelboek Numeri, de hoofdstukken 13 en 14, wordt verteld dat Mozes twaalf mannen – uit elke stam één – erop uitstuurt om het nieuwe land in veertig dagen te verkennen. Na veertig jaar woestijn mogen deze twaalf veertig dagen met eigen ogen het land van melk en honing zien en alle twaalf zien ze dat het land goed is. En het bewijs daarvan zien wij ook, op de koorbank zijn twee mannen afgebeeld “met een rank met één tros druiven,” die zo groot was dat ze de druiventros “met zijn tweeën moesten dragen.”

In het beloofde land groeien prachtige druiven om wijn van te maken, zoals in de woestijn elke dag manna te vinden is om brood van te maken. Die tekens van het avondmaal zijn zichtbaar voor wie ze wil zien.

Maar niet alleen de druiven en de andere vruchten zijn groot, ook de bewoners zijn dat en hun steden zien er sterk uit. Als zo vaak komt het volk in opstand tegen de HEER, tegen Mozes, tegen alles en iedereen. Vlak voor het doel van de pelgrimsreis gaat het dan helemaal mis en moet het volk omkeren, terug de woestijn in om opnieuw veertig jaar rond te zwerven.

Kijken en kinderen

Uiteindelijk blijkt de pelgrimsreis geen doodlopende weg te zijn want de tijd, de geschiedenis, het leven, de toekomst gaat door, mag doorgaan. Dus zullen de kinderen van dit volk gelukkig wel na veertig jaar in het beloofde land komen. Samen met de beide dappere verspieders Kaleb en Jozua. Over deze twee mannen wordt geschreven dat ze tegen het opstandige volk ingingen en dat ze over het beloofde land verklaarden: “Als de HEER ons goed gezind is, zal hij ons erheen brengen en het ons geven.”

Hoewel Jozua en Kaleb dus hetzelfde hebben gezien als de andere tien verspieders, kijken ze met andere ogen naar het land en naar de toekomst van het volk; blijkbaar kijken deze mannen vol hoop en tegelijk met vertrouwen naar de toekomst. Wij horen dat trouwens al in de naam die Jozua krijgt als hij verspieder wordt, zijn naam betekent: ‘God redt.’

Blijkbaar geldt iets dergelijks eveneens voor de kinderen van het volk; niet gehinderd door het verleden kunnen de kinderen nog groeien in vertrouwen en in levenslust. En na veertig jaar trekken deze kinderen en deze twee verspieders het beloofde land binnen, het land dat overvloeit van melk en honing.

Tonko Ufkes
Verspieders. Foto: Jan Bos