Verzoek(ing): wie stelt ons op de proef?

7 maart 2025 | Essay

‘Leid ons niet in verzoeking…’ Zo bidden we elke zondag maar weer. Deze bede uit het Onze Vader klinkt als een roep om hulp. Als een dringende vraag om God: leid ons zo dat het kwaad ons niet bij U vandaan kan trekken. Dat kan de vraag opwerpen of het God zelf is die zijn kinderen in aanraking laat komen met het kwaad.

Alberte van Ess

In Jacobus 1:12-18 wijst Jacobus zijn lezers erop dat God niemand in verzoeking brengt. Als iemand een bepaalde situatie als een verzoeking ervaart, komt dat omdat het kwaad blijkbaar aansluiting vindt bij wat leeft in zijn eigen innerlijk. Zo gezien is de grootste verzoeking dat we iemand (anders) de schuld kunnen geven. Zoals meestal wel gebeurt in conflicten en oorlogen.

In dat alles kan het ons troosten dat Jezus zelf ook verzoekingen heeft gekend. Volgens de liturgische kalender wordt dit verhaal gelezen op de eerste zondag in de veertigdagentijd, voor dit jaar op zondag 9 maart.

In de woestenij

Het lijkt onderdeel van de ‘ultimate proof’ die Jezus ondergaat, om te laten zien wie Hij werkelijk is. In de versie van de evangelist Lucas begint al gelijk de test, anders dan in die van Mattheüs. Ook de volgorde van de verzoekingen is een andere. Bij Mattheüs is de machtsvraag de laatste en zo eindigt ook zijn evangelie. Bij Lucas gaat de machtsvraag vooraf aan zijn laatste vraag: die naar de tempel, waar zijn evangelie dan ook mee eindigt.

Jezus werd door de Geest naar de woestijn geleid, zo begint het verhaal. Dezelfde Geest, die net daarvoor als een duif op Hem was neergedaald bij zijn doop. In de woestijn moet Jezus laten zien dat Hij zijn doop waar kan maken.

Op je zwakke plek

Voor Jezus klinkt er na veertig dagen en nachten eerst een duivelse stem. De beproever kwam naar Hem toe. De tweespaltmaker, de evenwichtsverstoorder, de uiteendrijver, de treiteraar, de tegenstem. De twijfel slaat toe. Na veertig dagen vasten ben je wel enigszins verzwakt. En juist op je zwakke plek pakt de treiteraar je. De tweespaltmaker begint met precies dezelfde woorden, die de stem uit de hemel bij Jezus’ doop had uitgesproken: Deze is mijn geliefde Zoon. Maar nu vragenderwijs: Als u de Zoon van God bent…

De verzoeker is de tegenstem die vragenderwijs ingaat tegen de oorspronkelijke stem en daardoor het evenwicht verstoort en tweespalt maakt. Met zijn vragen zaait hij verdeeldheid en verbreekt uiteindelijk de eenheid die er was tussen mens en God. En de twijfel slaat toe in ons binnenste.

Tot drie keer toe

“Als het dan werkelijk zo is dat je Gods Zoon bent, dan kun je toch ook wel van deze stenen broden maken?” Wat moderner gezegd en ons als christenen zo vaak voor de voeten gegooid: “Waarom is er honger in de wereld als God liefde is en machtig? Dan kan Hij daar toch verandering in brengen?” Jezus antwoordt op deze duivelse vraag met een citaat uit de Schrift, het Oude Testament, uit het bijbelboek Deuteronomium: “Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat.” De oplossing voor honger van hemzelf en van anderen ligt niet in een wonder van God. Want de zorg van God voor de mens gaat niet buiten om de zorg van mensen voor elkaar. We moeten delen, zoals Hij ons dat heeft voorgedaan.

Voor de tweede verzoeking wordt Jezus meegenomen naar de heilige stad, Jeruzalem. Staande op de rand van het dak van de tempel klinkt die tweede duivelse vraag met hetzelfde begin. “Als je de Zoon van God bent, spring dan naar beneden.” Blindelings vertrouwen op God dat Hij je wel opvangt. Maar Gods hulp is niet te allen tijde op afroep beschikbaar, naar bijbels getuigenis. Want geloven is vertrouwen, ook als het wonder uitblijft.

De derde verzoeking is een knieval voor de macht. Het is de climax. Pas daarna zal de duivel Jezus met rust laten. Maar eerst neemt hij Jezus weer mee en toont hem alle koninkrijken en biedt hem de heerschappij aan. Maar Jezus hart ligt in een ander koninkrijk. En dat koninkrijk der hemelen is niet gebaseerd op machtsstructuren. Jezus gaat unieke weg, die zelfs door zijn eigen leerlingen niet altijd gevolgd werd. Petrus wil er later ook niet aan dat zijn Heer zal lijden. Maar Jezus antwoordt hem dan met dezelfde woorden als waarmee Hij de duivel antwoordt: “Ga weg, achter Mij, satan, want je bent Mij een aanstoot.”

Ook de laatste duivelse vraag wordt weerstaan met een beroep op de Schrift: “De Heer, uw God, zul je aanbidden en Hem alleen dienen.” Want de Zoon naar Gods hart kent heel goed zijn plaats. Jezus gaat de weg van de machteloosheid. Wie doet hem dat na? We kunnen ze uittekenen die op het wereldtoneel momenteel het tegenovergestelde doen.

‘…maar verlos ons van de boze…’, zo vervolgt Mattheüs in zijn versie van het Onze Vader. Aan God de bede en het verzoek ons te bewaren voor het kwaad en de vraag om bijstand om het goede te blijven zoeken en te doen.

 

Alberte van Ess
: Ilya Repin, ‘Ga weg, achter mij, satan!’, 1895, olie op doek.