Waarheid

27 juni 2025 | Essay

De ware kerk! Viruswaarheid! Truth Social! (‘Truth’ betekent waarheid). Drie voorbeelden van hoe het begrip ‘waarheid’ in de media en de publieke ruimte gebruikt wordt. Degenen die dat roepen claimen over de waarheid te beschikken. En de lezer kent vast andere voorbeelden, uit een podcast, appgroep, een website die over unieke informatie zegt te beschikken of van een bijbeluitlegger die weet hoe het echt zit.

Jan Wilts

In dit theologisch essay zal ik ‘waarheid’ vanuit drie gezichtspunten belichten. Het eerste is een filosofisch inzicht. Het tweede verbindt dit met een aspect uit het joods theologisch denken van Franz Rosenzweig (1886-1929). Het derde zoomt in op het evangeliewoord waarin Jezus zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Samen kunnen ze een kader bieden om kritische vragen te stellen bij waarheidsclaims.

1. Waarheid is een ongedacht appel

Hedendaagse filosofen wijzen op de grenzen van het menselijk denken. Als een mens meent alles te kunnen denken en alles te kunnen weten, loopt hij doof en blind rond voor dat wat buiten zijn denk- en weetvermogen valt. We kunnen niet alles weten – dat geldt evenzeer voor ‘geloofswaarheden’.

Dat wat buiten de grenzen van het denken valt, dat zijn de dingen die we zomaar doen, zonder erbij na te denken, die ons invallen. Zo komen deze filosofen het ethische op het spoor als een stem van buiten die de mens in beweging zet.

In deze visie is waarheid geen set van onbetwijfelbare feiten die met meer of minder bewijzen gestaafd kunnen worden. Dat is de hoogmoed van ‘alles kunnen weten’ die ‘de waarheid’ vastpint. Waarheid wijzen deze filosofen ergens anders aan: in het ongedachte appel dat mij in beweging zet. Wat of wie er achter dat appel schuilt, kunnen we niet weten, hooguit vermoeden.

Hieruit kunnen we een eerste kritische vraag afleiden aan ieder die zich op waarheid beroept: hoe weet je dat zo zeker? En wat erken je dat je niet weet? Welke stem volg je?

2. Waarheid is liefdevolle omgang met de wereld

Franz Rosenzweig schrijft – als dienstplichtige in de Eerste Wereldoorlog – in De Ster van de Verlossing (vertaling van Alex van Ligten, blz. 16):
De waarheid maakt de werkelijkheid niet waar, maar de werkelijkheid bewaart de waarheid. Het wezen van de wereld is deze bewaring (niet waarmaking) van de waarheid.
Dat zijn zinnen om een paar keer te lezen en te overdenken.

Rosenzweig verzet zich in deze zinnen tegen de verabsolutering van de dingen zoals ze zijn. Wie zegt: “dat is nu eenmaal zo”, claimt daarover de waarheid in pacht te hebben en zet daarmee de werkelijkheid naar zijn hand. Denk ook aan dwingende ideologieën in de wereld, als communisme en fascisme, ‘alles voor het vaderland’, ‘alles voor geld’. Of in een kerk: excommunicatie voor wie zich niet aan ‘de waarheid’ houdt. Rosenzweigs verzet is verzet tegen de toe-eigening van waarheid voor het eigen gelijk of het onder duim houden van anderen.

Hij komt tot een ander begrip van waarheid als hij vraagt: waar komt de wereld vandaan? Is het niet een gul gebaar dat ze er is; heeft een verborgen kracht haar gewild, uit liefde gewekt? Daar noemt hij de naam van God – in het bestaan van de aarde huist Gods liefde. Dan schrijft Rosenzweig dat mensen geroepen zijn zo te leven op deze aarde dat in hun omgang met de wereld die liefde vrijkomt. Die liefde, die vormt de bewaarde waarheid over deze rijkgeschakeerde wereld. Rosenzweig leidt hiermee het appel in waarop filosofen na hem wijzen.

Tweede kritische vraag bij waarheidsclaims: waarin zijn ze uit op macht om te heersen, gelijk te hebben, in hun greep te houden, buiten te sluiten, waar fungeren ze als rechtvaardiging voor verwoesting?

3. Waarheid is een mens

Het evangelie van Johannes, hoofdstuk 14 vers 6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven,” zegt Jezus daar. Jezus richt deze woorden tot zijn vrienden in de indrukwekkende afscheidsrede vóór het verraad, de veroordeling tot het kruis en de nieuwe dag van de Opgestane Jezus in deze wereld. Eerste dag van de nieuwe schepping: Maria hoort een stem van buiten.

Bekend bijbelvers, maar is het niet vreemd dat iemand zichzélf ‘waarheid’ noemt en niet een of ander geloofsartikel of een feit zo noemt? De vreemde waarheid: ‘waarheid’ is hier een méns, en wel deze mens. Een kwetsbaar mens dus, een lijdend mens, een mens die uit de dood opstaat met de wonden in zijn handen, een mens die zijn levensweg gaat met alles wat daarbij hoort: schuld dragen, pijn en bevrijding. Een mens die lijdend met God zijn wezen deelt. In hem komt Gods verborgen liefde vrij.

‘Waarheid’ is deze mens – met hem moeten zijn vrienden verder.

Derde kritische vraag aan wie de ‘waarheid’ opeist: naast wie sta je als mens met jouw ‘waarheid’? Herken je de wonden van de ander die (on)gewild op je weg komt?

 

Vanuit theologisch gezichtspunt kunnen deze drie vragen gesteld worden aan wie in onze dagen zeggen over ‘de waarheid’ te beschikken.

Jan Wilts
Franz Rosenzweig, fotograaf onbekend