Nee, haak nu niet direct af… Dat doen al te veel mensen tegenwoordig. Je hebt bijvoorbeeld de nieuwsmijders: die zien geen journaal meer en lezen geen krant, sterker nog: ze leggen Kerk in Stad terzijde. Het is toch een en al ellende – verander je er iets aan als je het wéét?
Dan heb je ook de mensen die streven naar autarchie: zelfvoorzienend zijn, onafhankelijk van andere (economische) bronnen dan zichzelf of de kleine gemeenschap om hen heen. Vaak met de beste bedoelingen, kleine ecologische voetafdruk en zo. Tegelijk zijn deze mensen vaak ook nieuwsmijdend, want dat heeft te negatieve energie om er aandacht aan te geven.
Even verderop heb je de wantrouwigen, de teleurgestelden, de verongelijkten. Vaak zijn ze zo geworden om heel begrijpelijke en niet te bespotten redenen: aardbevingsslachtoffers, toeslagenslachtoffers – noem maar op. De overheid? Ammehoela! De samenleving? Het zal best. Soms zijn het niet die slachtoffers zelf, maar mensen die in deze affaires hun cynische gelijk zien: niemand is te vertrouwen. Het zijn de afgeleiden van de teleurstelling: de maatschappij heeft hen in de steek gelaten, dus laten ze nu de maatschappij in de steek.
Nog wat verder weg heb je de mensen die roepen: deze maatschappij is de onze niet! Zij verklaren zich autonoom, of soeverein. Ze schrijven zich uit van de Staat der Nederlanden. Ze stichten hun eigen ambassades, betalen geen belasting meer, of huur, of boetes. Sneue figuren vaak, die vluchten in een niet-bestaande eigen werkelijkheid. Ergens aan de rand daarvan stemmen mensen op Baudet.
En waar sta ik hierin?
Mijn cynisme neemt vaak de overhand. De wereld is zo donker als het graf. Wie kan niet voorbijzien aan de ellende in Soedan, wie ziet niet de nietsontziende verwoesting in Gaza en Israël en Oekraïne en Rusland, wie kan de nooit eindigende haat ontkennen die daar groeit… En dan: we gaan dood. We gaan allemaal dood. Binnenkort sterft mijn lieve beste vriend een onverdiende kankerdood. Waarom? Kerst is al niet mijn favoriete periode, is vanuit mijn jeugd een nare tijd. Winter niet mijn vriend.
Maar dan.
Als ik het licht niet zie, haakt God mij pootje. Hij is een van die baby’s uit Gazastad, bijeengeworpen uit de niet meer van stroom voorziene couveuses, die mijn blik voorgoed richten op het weerloze. Ik word een transformator.
Zo’n transformator in een energiecentrale die een allesvernietigende krachtstroom van zwart cynisme omzet in warmte en mild, meedogend licht. Om de primaire spoel van mijn binnenste zijn windingen aangebracht van humor, en van melancholie: die induceren licht en warmte en liefde. Ik kan daar niets aan doen. Ik kan daar niets aan afdoen.
Haak nu niet af. God haakt u (en mij) aan, aan zijn lijden, aan zijn evangelie – ondanks Kerst.