“As is verbrande turf,” zoals mijn goede vader al zei. De uitdrukking werd en wordt vooral gebezigd bij dingen die hadden kunnen gebeuren als je nou eens dit of dat gedaan had – maar dat heb je niet, dus het gebeurde niet. Of als er iets voorkomen had kunnen worden als je iets (anders) gedaan had – maar dat heb je niet, dus het gebeurde tóch. Er zit iets spijtigs in de uitdrukking: jammer, het had anders kunnen lopen. Er zit ook iets van zinloosheid in, want wat heb je nou aan verbrande turf, dat is toch nergens goed meer voor? Inderdaad, aan verbrande turf heb je niks meer, maar van die zinnen die beginnen met ‘als je nou eens dit gedaan had’ heb je wellicht toch iets te leren, voor een volgende keer.
“Spijt en berouw komen ná de zonde” – nog zo’n vaste uitdrukking van mijn vader. Je kunt wel honderd keer ‘sorry’ zeggen voor je daden, maar had ze gewoon maar niet begaan, wilde dat zeggen. Ik ken mensen die nooit ergens spijt van hebben. Die leven kennelijk zo bewust, dat ze elke daad voor honderd procent voor hun rekening kunnen nemen, zodat ze nooit achteraf ‘sorry’ hoeven te zeggen. “Gedane zaken nemen geen keer” – nog zo’n in beton gegoten uitdrukking, die mensen zonder achterom kijken laat voortjakkeren op hun levensweg. Ik lijk wel gezegdes te blijven debiteren… sorry daarvoor, of o nee, geen sorry.
Het voordeel van zo’n vaste uitdrukking is, dat je zelf niet meer na hoeft te denken; het is tevens ook een nadeel… Want gedane zaken nemen zeker een keer, zouden we juist als gelovigen moeten zeggen. We weten allemaal wel dat zelfs als je de beste bedoelingen hebt, zaken anders kunnen uitpakken. En als je dan denkt geen ‘sorry’ te hoeven zeggen, maak je alles nog een tandje erger. Ik heb een groot ontzag voor ons menselijk tekort, ons gebrekkige vermogen om de wereld beter, mooier te maken. Als dat een enkele keer wél lukt, glimpt er iets van het paradijs in het donker.
Gedane zaken nemen een keer als je tot inkeer komt en tot bekering. Niet verkeerd, die katholieken (en sommige protestanten) die op Aswoensdag, aan het begin van de Vasten, van inkeer en verstilling, een askruisje komen halen – as van de verbrande blaadjes van de olijftak op Palmpasen. Die as is het teken van onze wereld die in brand staat, en van ons verbrande leven. Dat juist uit die as, uit dat gebaar van inkeer, van spijt en berouw, Christus oprijst – dat vind ik een troostrijk beeld.