Het boek van Robbert Welagen heb ik bijna in één keer uitgelezen. Het is eerst even wennen aan de manier van schrijven: Welagen gebruikt de tweede persoonsvorm. “Je bent alleen thuis. Het is half tien ’s avonds en je loopt even naar de spiegel…” (p.7).
Wanneer je aan deze manier van schrijven gewend bent geraakt, neemt het je mee in hoe de hoofdpersoon, een veertiger, een gezwel in zijn hals ontdekt. Je beleeft de angst mee die dat oproept en kijkt met hem mee naar hoe hij zich bij de huisarts meldt. Het blijkt kanker te zijn en een traject begint: behandelingen, ziek worden van de chemo, goede uitslagen en uiteindelijk voorzichtig het leven weer min of meer als ‘gewoon’ gaan ervaren.
De afgelopen tijd heb ik veel te maken met mensen in mijn directe omgeving die kanker hebben en behandelingen moeten ondergaan. Dit boek helpt me om meer te begrijpen hoe dat voor de persoon in kwestie kan zijn en welke invloed het heeft op de mensen die er omheen staan. De onzekerheid die het oproept bij de vriendin van de hoofdpersoon, de ouders en schoonouders die er elk op een eigen manier mee omgaan, vrienden wier leven doorgaat. Terwijl je zelf als zieke moet omgaan met een falend lichaam, grote vermoeidheid en angst om besmet te worden door langskomende virussen.
Noch de hoofdpersoon, noch zijn vriendin of iemand in het boek heeft een naam. Het maakt dat je je zelf kunt verplaatsen in de hoofdpersoon. Misschien dat het daarom ook wel meer onder je huid kruipt.
In de korte zinnen die Welagen gebruikt, ligt veel emotie besloten. “Je bent een project geworden.” (p.106) of “Even voelt het normaal.” (p.107) of “Je denkt: eerst zien, dan geloven.” (p.109).
Vanuit het perspectief van de hoofdpersoon zie je de reactie van zijn vriendin. Ze voelt de ingewikkeldheid van de verhouding tussen hen. Zij wil goed voor hem zorgen, is blij wanneer de uitslagen gunstig zijn en het erop lijkt dat het wel goed zal komen. Haar behoefte om weer de vleugels uit te kunnen slaan stuit bij hem op weerstand. Door de onzekerheid die hij voelt en de vermoeidheid die hem zomaar kan overvallen, is hij niet zomaar voor alles in. “Je kijkt naar haar zwijgende rug.” (p.149).
De onzekerheid of de kanker niet toch terugkomt is beklemmend. “Je dacht dat je je na de behandelingen als herboren zou voelen. Je hebt je niet met hernieuwde energie in het leven gestort en daardoor heb je het gevoel teleur te stellen. Er is veel tijd en energie in je gestoken, nu heb je een schuld openstaan (…) Lachen en plezier maken, dat ben je aan hen verplicht. Alles uit het leven halen.” (p.189).
Ook als er goed nieuws is, een gunstige uitslag, is het moeilijk om daarmee om te gaan: “Je had als het ware de ramen van je huis dichtgetimmerd tegen een storm, maar het bleef bij een briesje. Je voelt je een aansteller omdat je als enige zoveel moeite hebt gedaan. Je hoopt dat niemand ziet hoe je de dagen erna bezig bent de planken weer voor de ramen weg te halen.” (p.214).
Het boek is pittig om te lezen, vooral omdat je je door de schrijfstijl goed met de hoofdpersoon kunt identificeren. Het stelt je vragen over hoe je je eigen lichaam ervaart. De hoofdpersoon weet nu: “Een gezond lichaam is niet meer vanzelfsprekend. Je weet nu hoe kwetsbaar het is, hoe onvoorspelbaar, terwijl je er afhankelijk van bent.” (p.237).
Robbert Welagen, Averij
Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2024
ISBN 978 90 388 1351 6 | € 22,99 | 248 pagina’s