Het zal meer mensen bekend voorkomen: ik heb veel moeite met verfilmingen van boeken die ik gelezen heb. Dat heeft niks met kwaliteit van doen, maar heeft ermee te maken dat als ik lees, er zich in mijn hoofd ook een eigen film vormt. Dat is de reden dat ik langzaam lees: die film maken in mijn hoofd kost tijd… Maar als er zich dan uiteindelijk zo’n film afspeelt in mijn hoofd, moet er niet een cineast met andere beelden komen: dat botst, bijna altijd fataal. Mijn verbeelding is niet hetzelfde als die van de filmer (en waarschijnlijk ook niet die van de schrijver van het boek).
Die film in mijn hoofd, hoe ontstaat die? Vermoedelijk door associaties. Dat kunnen andere boeken zijn, natuurlijk, of alles wat ik meegemaakt en vooral: gezien heb. Of gedroomd – ik droom ook altijd heel beeldend. Maar beelden, die hechten zich vast aan mijn netvlies. Soms kom ik daar niet meer van los.
‘Niet kijken’ dacht ik, toen ik langs het reddingswerk liep op de Hoofdweg bij Scharmer. Een auto was met de zijkant tegen een boom aan geknald. Fietsen mocht niet, daarvoor stonden er te veel ambulances en politievoertuigen op het fietspad, maar langzaam met de fiets aan de hand kon ik wel doorlopen. En ondanks mijn krampachtig wegkijken, zag ik in een hoek van mijn blikveld de auto, het dak eraf gezaagd, de zijkanten ontmanteld, een bestuurder nog zittend, lijkbleek, dood, dacht ik (bleek niet zo te zijn, las ik later), bloed onder de auto. En dat beeld laat mij niet meer los. Telkens als ik daar weer langs fiets, en ik zie die ontschorste boom, speelt zich weer die film af in mijn hoofd. En ik combineer, associeer dan wat ik later van die man te weten ben gekomen – zonder vaste woon- of verblijfplaats: Wanhopig? Eenzaam? Aan de drank? Suïcidepoging?
Daarom moet ik ook niet te veel televisiekijken. Ik zie wanhopige mensen zich vastklampen aan een landingsgestel, het vliegtuig opstijgen, een man honderden meters boven de grond van het landingsgestel afvallen. Ik zie dan niet het feit op zich, maar een complete film: hoe iemand doodsbang is voor de Taliban, vlucht waarheen het niet kan, en hoog in de lucht het moment waarop hij los moet laten. Kon ik maar zeggen dat ik me er niks bij kan voorstellen. Of die foto dan van het transportvliegtuig, honderden mensen hutjemutje op elkaar op de vloer zittend, alles achter zich latend, op de vlucht… Waar doet me dat aan denken?
Het enige moment waarop ik deze beelden los kan laten, is in de kerk. Niet dat daar de toestanden in de wereld niet meer tellen, integendeel. Maar ik leg ze daar op tafel, spreek ze uit, mag ze losmaken van mijn eigen angst, voor eenzaamheid, en mijn eigen vlucht, waar dan ook heen of in.
Me geen gesneden beeld maken van wat dan ook vind ik moeilijk – beelden vorm ik me altijd. Maar misschien moet ik eens ophouden daarvoor te buigen, ofwel: eraan onderdoor te gaan.