De Bondgenoot

In 2015 vertelde een neuroloog mij dat ik een YOP-er was: iemand bij wie op jonge leeftijd de ziekte van Parkinson wordt vastgesteld (YOP staat voor Young Onset Parkinson). Normaal gesproken krijgen mensen de diagnose Parkinson als ze rond de 70 zijn. Ik was 43. Ik wist totaal niet wat voor ziekte het was. Het voelde alsof we een volslagen vreemde – ons vijandig gezind – kregen ingekwartierd, zoals dat in de Tweede Wereldoorlog gebeurde.

Ds. Pieter Versloot
Extra - Lotgenoten9

Om thuis te raken in het Parkinsonwereldje namen we een abonnement op het blad van de Parkinsonvereniging. Tussen de advertenties voor trapliften, looprekjes en 45-km-autootjes ontdekte ik dat in Brabant een lotgenotenbijeenkomst werd georganiseerd voor YOP-ers. Een beetje lotgenotencontact leek me geen kwaad te kunnen, dus op een zaterdagmorgen reed ik vol verwachting richting het zuiden.

De navigatie bracht me naar een wat groezelig café in the middle of nowhere. De caféhouder, die volgens mij niet wist dat de Eerste Wereldoorlog al voorbij was, gromde tegen mij dat ik ‘achter’ moest zijn. Daar trof ik een gedateerd zaaltje aan in vijftig tinten bruin. Ik kon geen ingang vinden. Alle deuren zaten potdicht. Ik vond een open nooddeur. Met die deur viel ik in huis. Ineens stond ik midden in een bijeenkomst met 75-plussers, die duidelijk al begonnen was. “Sorry,” zei ik, “maar ik zoek een bijeenkomst met jonge Parkinsonpatiënten.”

“Daar bent u nu,” zei de voorzitter. “We waren alvast begonnen, want iedereen was er.” Ik zag de zaal vol grijze hoofden en ik begreep het. Deze mensen waren YOP: er geweest. Ze waren blijven hangen. Zoals vele studentenecclesia’s bestaan uit studenten van vroeger uit de jaren ’70 en ’80.

Ik ben vergeten waar de meeting over ging. Wel onvergetelijk was het pillenalarm. Om elf uur gingen overal om mij heen horlogealarmen af. Bij Parkinson is het belangrijk de medicatie precies op tijd in te nemen. Onmiddellijk werd een pauze ingelast. Bevende en trillende armen zochten in tassen naar medicatie. Op fluisterende toon wisselden mensen ervaringen uit met soorten, doseringen en merken medicijnen. Voor mijn ogen ontvouwde zich een bijna religieus ritueel. Het was ineens duidelijk wie hier de dienst uitmaakte. Dat was Parkinson: Alleen als je hem onmiddellijk gaf wat hij eiste, gaf hij een paar uur soelaas. De mensen in de zaal waren volledig in zijn greep beland. “Dit wordt ’m niet voor mij,” dacht ik.

Ik meldde me af bij de voorzitter en reed teleurgesteld onverantwoord hard naar huis. “Doe mij maar een 145-km-karretje,” riep ik. Thuisgekomen deed ik verslag van de bijeenkomst. Ik vertelde dat de mensen zo in de ban waren geraakt van Parkinson, dat het een soort god in hun leven was geworden, waar alles voor moest buigen. “Ik wil dat niet,” vertelde ik Babette. “Ik wil dat wij de regie houden. Ook ga ik nooit meer naar een lotgenotenbijeenkomst. Vanaf vandaag zijn jullie mijn lotgenoten. Daar heb ik meer aan dan die in Brabant. En het scheelt een hoop kilometers.”

We leefden een aantal jaren domweg gelukkig in de Dapperstraat. Helaas begon langzamerhand op subtiele wijze de Parkinson zijn aanduiding als chronische ziekte ‘eer’ aan te doen. Chronisch is afgeleid van Kronos, de Griekse naam van de god van de tijd. Kronos staat erom bekend dat hij zijn eigen huisgenoten opvrat. Parkinson bleek daar niet voor onder te doen. Hij knaagde langzaam maar zeker allerlei vitale functies kapot. Met andere woorden: de ingekwartierde vijand werd steeds brutaler en dominanter. Hij kreeg ons langzaam maar zeker in zijn greep. Ik begon de lotgenoten in Brabant steeds beter te begrijpen. De Parkinson dicteerde als een (af)god ons leven. Het hielp dat we het lot deelden, maar het nadeel van lotgenoten is dat ze – hoe lief ze ook zijn – je niet kunnen bevrijden uit je lot.

Daar heb je bondgenoten voor nodig. De Bijbel tekent God vaak als een trouwe bondgenoot. Dat betekent dat Hij trouw blijft aan de generaties. Maar het betekent vooral dat we op Hem kunnen rekenen in de strijd tegen onze vijanden. Hij staat in voor zijn mensen.

Lotgenoten geven je waar je behoefte aan hebt, bondgenoten geven je wat nodig is

Voor het terugdringen van mijn Parkinson had ik geen lotgenoot maar een bondgenoot nodig. Lotgenoten geven je waar je behoefte aan hebt. Bondgenoten geven je wat nodig is. In het voorgesprek met de chirurg viel het mij op, dat hij over Parkinson sprak als een vijand. “Wij gaan uw vijand een fikse tik toedienen,” zei hij. Daarmee verwoorde hij precies hoe ik de ziekte was gaan ervaren. Net als bij een oudtestamentisch verbond schoot hij te hulp bij het verdrijven van een vijand, die ik niet aankon. Daarbij bleef hij mij als een gelijkwaardig persoon aanspreken.

In het Oude Testament sneed de meerdere een band bij een verbondsluiting, die hij vervolgens om zichzelf en de mindere heen legde. In gedachten zag ik de chirurg dat doen. Hij schiep een band tussen hem en mij. Aan zo’n iemand durf je je leven toe te vertrouwen.

 

Hij deed me denken aan Christus, die zowel onze Lotgenoot als onze reddende Bondgenoot was.

voorkant nummer 9.JPG

Editie 9 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief