Vóór het gebouw van de EU in Brussel staat een beeld. Een rennende stier met op de rug de Fenicische prinses Europa. De mythe wil, dat Zeus zijn oog had laten vallen op dit beeldschone meisje, en zich vermomd had als een stier, om de prinses te schaken. Hij zwom met haar over de zee, kwam aan op Kreta, waar hij de liefde met haar bedreef – waarop zij zwanger raakte. Die Griekse goden: niets menselijks is ze vreemd. Eerst werd Kreta het land van Europa genoemd, daarna bij uitbreiding heel Griekenland, en toen nog weidser ook alle landen boven Griekenland, het land van de barbaren (dat waren mensen die in de oren van de Grieken steeds ‘barbarbarbar’ brabbelden). Nu heet ons hele continent zo. Het is maar een mythe, moet u denken. Waarschijnlijker is dat de naam Europa ontstaan is uit een woord voor westen – het land van het westen dus.
Dat daarmee die prinses een route aflegde die vele bootvluchtelingen later met de dood moesten bekopen, viel mij op. Tegenwoordig zou het stel niet meer aan wal hebben kunnen komen. Europa is steeds meer een bastion geworden, we plaatsen hekken op de buitengrenzen en patrouilleren op zee om de stroom vluchtelingen tegen te houden. En Europa is ook steeds meer een machtsblok geworden. Op het journaal zie je spierballentaal van president Macron. Dat in de VS Trump misschien opnieuw president wordt en zegt dat landen die te weinig voor hun defensie betalen, niet hoeven rekenen op steun van Amerika – dat is héél goed voor de Europese eenheid. Een groot dictatoriaal machtsblok aan de oostgrens, een Amerika dat zich steeds meer isolationistisch opstelt en zich afkeert van Europa, een grootmacht als China die op alle mogelijke eerlijke en oneerlijke manieren concurrentie aangaat: het wordt duidelijker dan ooit dat wij in Europa onze eigen broek moeten ophouden. Hard tegen hard.
Tegenmacht
Zo is het nu geworden. Maar zo is het ooit niet begonnen. De Europese samenwerking is begonnen op de smeulende puinhopen van de Tweede Wereldoorlog. Elders in dit blad kunt u lezen hoe twee idealistische leiders bedachten dat een economische samenwerking tussen de twee aartsrivalen Duitsland en Frankrijk, en juist op het gebied van de delfstoffen die nodig zijn om wapens te smeden – kolen en staal – voor een nieuw evenwicht zouden zorgen. Zó is het Europese project begonnen, juist om een tegenmacht te vormen tegen totalitaire leiders. En zoals heel het continent na de oudheid Europa is gaan heten, zo sloten steeds meer landen zich bij het project aan.
Schouders eronder
Ik las een aardig boekje, Dromen van Europa, waarin Hafid Bouazza, Bas Heijne en Michaël Zeeman over het nieuwe Europa filosoferen. Bas Heijne vertelt daarin bijvoorbeeld, dat je vroeger eigenlijk klakkeloos achter Europa stond – je dacht er niet over na, het wás er gewoon. Na de oorlog was het: schouders eronder en opbouwen maar. Hij betoogt dat die Europese samenwerking geboren is uit angstvalligheid. Men had gezien hoe het Verlichte Europa in de jaren veertig ontspoord was en zich overgegeven had aan de meest afschuwelijke barbarij. Juist uit dat wantrouwen tegen al te grote, totalitaire idealen kwam dat ene ideaal, een Verenigd Europa, voort. De gedachte erachter was, dat als je economisch samenwerkt, er ook cultureel een eenheid gevormd zou worden. En ik citeer nu letterlijk uit dat essay: “Dat de naïviteit van dat idee van een Verenigd Europa zo lang niet herkend is, is een teken van de kracht van dat ideaal.” (p. 25)
Nexit
Naïef, deze droom over één Europa? Laten we eens kijken naar factoren die ons hier uit elkaar drijven. Ik vermoed dat nationalisme, en dan vooral de populistische vorm daarvan, heel belangrijk geworden is. Je zag het in de jaren negentig van de vorige eeuw op de Balkan, waar een afschuwelijke oorlog uitbrak tussen volken die elkaar het licht in de ogen niet gunden. Je ziet het nu in allerlei bewegingen die uit de EU met de daarbij behorende euro willen stappen (of gestapt zijn). Ook in Nederland is er zo’n onderstroom voor een Nexit, ook al hoor ik Geert Wilders daar nu even niet zo nadrukkelijk over.
Crises
Daar is de EU zelf ook wel een beetje debet aan, met zijn wat ondoorzichtige organisatie en niet heel erg opvallende democratie. Het gevoel kán ontstaan dat ‘ze’ hierboven maar allerlei regeltjes opleggen, beperkingen, waarbij de meest dwaze regels natuurlijk altijd het eerst genoemd worden. Ook in de Europese Commissie, zeg maar de ministerraad, komt vaak het eigen nationale belang te snel om de hoek kijken. In 2005 schreef Aart Brouwer een interessant artikel in de Groene Amsterdammer over ‘Continentale Illusies’ (groene.nl/artikel/continentale-illusies). Hij citeert daarin Willy Brandt: “De geschiedenis van de Europese gemeenschap is de geschiedenis van haar crises.” Deze bondskanselier had geen gloedvolle hogere gedachten bij de idealen van een verenigd Europa, daarvoor was hij te vaak het reële Europa tegengekomen. Daarbij is heel duidelijk dat regeren niet vooruitzien is, maar incident-politiek, om niet te zeggen: paniekvoetbal. Dat zie je ook bij de huidige stikstofcrisis: als de boeren heibel gaan schoppen in Brussel, komt men wel heel snel terug op (verstandige) besluiten.
Dus populisme holt de EU uit, nationale belangen, maar ook nog iets anders: wars zijn van wapengekletter, van die al te militaristische jaren veertig, heeft onze defensie geen goed gedaan. We zijn een machtsblok zonder voldoende macht in dat opzicht. Ik huiver eigenlijk bij deze constatering – gaan we ooit die militaire bullebak in Rusland met nog meer wapens eronder krijgen? Waar draait dat op uit? Ik weet het oprecht niet meer. Het ideaal van een Verenigd Europa kan zich zo ook tegen zichzelf keren…