Op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Hereweg staat een uit de kluiten gewassen beeld van Christus. Een beetje streng en formeel troont hij boven ons uit. Christus Koning, heet het dan ook. De rug recht, een wonderlijk mutsje dat in de verte aan een kroon doet denken en een scepter losjes leunend tegen zijn linkerhand. Dit is een Christus die met vanzelfsprekendheid van lang vervlogen tijden triomfeert. Maar wie om het beeld heenloopt ontdekt dat het aan de achterkant wat krakkemikkig in elkaar gezet is.
Er is ook een ingenieus afwateringssysteem bedacht om het hemelwater dat vrijelijk afdaalt op Onze Lieve Heer zorgvuldig af te voeren. Christus Koning stond namelijk oorspronkelijk niet hier, maar op een prominente plek in een nis in het hartje van de stad. In de muur van de oude St-Martinuskerk recht tegenover het Academiegebouw op het Academieplein. Daar was Christus dan wel beschut tegen weer en wind, zijn aanspraak op de troon was er allesbehalve vanzelfsprekend. Sterker nog, hij riep weerstand op en stond voortdurend bloot aan bespotting en mishandeling.
Zo schoot een gefrustreerde Duitse soldaat vlak na Dolle Dinsdag zijn pistool op Christus leeg. Als je goed kijkt zie je de kogelgaten nog zitten. Er schijnt zelfs tot op de dag van vandaag een kogel in Christus achtergebleven te zijn. In de jaren zestig werd de zegenende hand van Christus door provo’s beklad. Christus’ scepter werd ontvreemd, lollige stappers tooiden Christus nu en dan met een leeg bierflesje, het beeld werd gebruikt bij ontgroeningen en zijn oogkas, neus en voorhoofd werden ingeslagen.
Christus Koning onderging het allemaal lijdzaam, maar de toenmalige pastoor Braakhuis kon het niet meer aanzien en liet het beeld weghalen. Met het vertrek van de triomferende Christus was het kerkelijk verval niet meer te keren. Zo’n vijftien jaar later werd de kerk in het centrum van de stad afgebroken om plaats te maken voor de wetenschap. Op haar plek is nu de collectie van de Universiteitsbibliotheek te vinden in een treurige jas van no-nonsense jaren tachtig-architectuur.
Christus schaarde zich met troon en al onder de daklozen. Via een omweg belandde hij ver uit het centrum, buiten de ringweg op de rooms-katholieke begraafplaats. Maar het bleef sukkelen met Christus Koning. Hij stond voor de kapel bij de ingang op de grond wat te kwijnen en maakte een misplaatste indruk bij de doden. Als een hoge gast waar niemand raad mee weet en die ergens geparkeerd moet worden. Een vergeten held die met zijn vergane glorie geduldig wacht tot er weer wat belangstelling voor hem komt.
Hier zit de eenvoud op zijn troon
Of was het anders? Had Christus zorgvuldig zijn plek gekozen en wachtte hij tot iemand dat in de gaten kreeg? Ongeveer tien jaar geleden gebeurde er iets bijzonders. Kunstenaar Arie Fonk uit Rolde herstelde het beschadigde beeld grondig, maar liet de kogelgaten zitten. Zeventien stigmata in totaal. Op vijftien mei 2013 deed Christus opnieuw intocht in Groningen. Achter op de aanhanger van Fonk reed hij in plastic verpakt over de Hereweg de stad binnen naar zijn vertrouwde plek op de begraafplaats. Daar werd hij dit keer op een sokkel geplaatst. Vanaf dat moment is het alsof Christus hier nooit weg is geweest. Het beeld verdroeg het niet om op de grond te staan.
Sinds Christus op zijn sokkel werd geheven, zijn mensen langs het beeld gaan lopen. Heel eventjes raken ze dan zijn voeten aan. Een klein eerbetoon. Een soort omgekeerde voetwassing. Juist waar Christus in al zijn lijflijke kwetsbaarheid tevoorschijn komt zoeken mensen zijn nabijheid. Langzaam maar zeker zijn daardoor zijn voeten gaan glimmen. Ineens valt op dat deze Christus Koning op zijn troon geen schoenen aan heeft. Het lijkt allemaal van een afstandje heel plechtig, maar dichterbij gekomen steken zijn blote tenen vrolijk onder zijn mantel uit. Ze glimmen van plezier.
Hier zit de eenvoud op zijn troon. Een koning die met zich laat spotten, getekend wordt door lomp geweld maar geduldig wacht tot iemand hem weer op een sokkel zet. Hier is zijn plek, buiten het centrum, waar wij met een schepje, een gietertje, een bloemetje, een knuffeltje het graf bezoeken van wie we zo missen. Waar wij weten dat wij wondbaar zijn. En op de terugweg, op zoek naar troost, gaan wij even langs bij de gehavende Christus en strijken langs zijn blote voeten. Hier wordt Christus Koning.