Aaf Bel (88) nam de afgelopen twee jaar een monumentale taak op zich: ze verzamelde alle artikelen over corona uit Trouw en bouwde zo een archief van de pandemie. Een bijzondere klus voor een bijzondere vrouw.
Via de scriba van de Immanuelkerk kreeg de redactie van Kerk in Stad een brief van Aaf Bel. Zij schreef hoe zij zich beziggehouden had met het verzamelen van stukken over corona uit Trouw. Een krant die zij een warm hart toedraagt omdat ze hem al vroeg van haar vader meegekregen had.
Nieuwsgierig geworden heb ik geprobeerd een afspraak met haar te maken. Dat ging echter niet zo makkelijk. Langere tijd probeerde ik het om haar telefonisch te bereiken en ook via mensen van de Immanuelkerk lukte het niet. Later bleek dat zij een tijdlang in het Martini Ziekenhuis behandeld werd en aansluitend revalideerde in Maartenshof. Gelukkig kon zij toen weer naar huis en werd er eindelijk een afspraak gemaakt. Aan de telefoon klonk zij energiek en ondanks haar lichamelijke beperkingen kwam zij thuis ook zo over. Voor iemand die binnenkort 89 jaar wordt, was zij nog zeer aanwezig.
Hoe zat dat nu met die verzameling corona-artikelen? Eigenlijk begon het voor haar toen zij met Pasen 2020 een paaskaart rondstuurde met als tekst ‘Houd moed en heb lief’ en hierop een grote respons kreeg. Dat was het begin van haar verzameling. Het verzamelen van de artikelen was simpel en aangenaam werk. Door deze bezigheid is zij goed door de coronatijd gekomen. Want bezoek en andere activiteiten stonden natuurlijk op een bijzonder laag pitje, maar zo had zij toch wat te doen. Intussen zijn het meer dan dertig verzamelmappen met ieder zestig pagina’s!
Het verhaal over Trouw en haar vader begon al in de oorlog. In die periode was haar vader op de een of andere manier betrokken bij de distributie van Trouw in Groningen en als kind bracht zij zelf de krant ook rond. Als echt verzetswerk zag zij dat trouwens niet. Dat deed je gewoon.
Haar jeugd is niet altijd makkelijk geweest: haar moeder stierf al in 1939 toen Aaf nog maar vijf jaar was en eigenlijk kende zij haar moeder alleen maar als zieke vrouw. Ze had nog een oudere broer en zus, die ook meehielpen thuis. Haar vader was eerst vrijwilliger bij de brandweer en kleermaker. Toen de brandweer een professionele organisatie werd, bleef hij bij de brandweer. Begin jaren veertig hertrouwde haar vader en kwamen er nog een broer en zus bij. Dat was niet allemaal eenvoudig, zeker niet in die tijd.
Aaf trouwde toen ze 22 was en kreeg de volgende tien jaar vijf kinderen. De eerste twintig jaar zorgde zij voor de kinderen, maar daarnaast was zij als vrijwilliger bezig bij het Rode Kruis, waar ze ook een EHBO-cursus volgde. Ook deed ze een Welfare cursus om samen met ouderen in het Heymanshuis te handwerken en om dat te begeleiden.
Nadat de kinderen het huis uit waren, klopte Aaf aan bij de directie van het Heymanshuis met de vraag of ze daar zou kunnen werken. Al een goede week later kon zij er beginnen. Tijdens haar werk volgde ze een opleiding tot bejaardenhelpende en daarna tot bejaardenverzorgende. Ten slotte klom ze op tot afdelingshoofd. De twintig jaar die zij gewerkt heeft noemt zij de mooiste periode van haar leven en ze zou dat voor geen goud hebben willen missen. Maar ook na haar pensionering bleef Aaf actief: ze begon in de cliëntenraad van het Heymanshuis, werd er zelfs voorzitter. In die functie vocht zij voor de rechten van vrijwilligers en mantelzorgers.
Voor al deze werkzaamheden werd zij ongeveer twintig jaar geleden benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De onderscheiding kreeg ze opgespeld door Jacques Wallage, die toen nog burgemeester was.
Twaalf jaar lang heeft ze mede de kerkelijke samenkomsten voor het Heymanscentrum georganiseerd. Jarenlang werden de mensen opgehaald naar de kapel in Maartenshof. De protestanten op vrijdag en de katholieken op zondag. Ze ijverde ervoor om dit te veranderen en ten slotte kwam het tot oecumenische diensten voor iedereen samen op zondag.
Aaf zegt van zichzelf dat ze goed christelijk is opgevoed: ze ging naar zondagschool, de christelijke school, ze is kerkelijk getrouwd en de kinderen werden ook weer zo opgevoed. Maar eigenlijk praat ze hier niet zo graag over, ze wil het meer laten zien door de manier waarop ze leeft. Tot haar tachtigste is ze actief geweest in de kerk, ook heel wat jaren als diaken. Ook volgde ze nog een tijd lang een Alfacursus in de Maranathakerk, direct bij haar om de hoek. Aan de ene kant omdat het vlakbij was en aan de andere kant voelde zij zich er tot op zekere hoogte ook thuis. Maar door corona stopte dat ook.
Nu is dat voorbij, ze wil even weer vrede met zichzelf krijgen. Haar geest kan en wil meer dan het lichaam. Graag zou ze willen verhuizen, maar ze is daar nog te goed voor. Ze behelpt zich met de zorg die ze nu krijgt zoals met het aan- en uitkleden en tweemaal per week douchen. Haar kinderen koken regelmatig voor haar en helpen waar het kan.
Toch zegt ze aan het eind van ons gesprek dat ze altijd een goed leven heeft gehad.