Kinderen spelen weer het spel
’s Avonds loop ik samen met mijn vriend de tuin van de Nieuwe Kerk in. We laten onze tickets scannen, het is tenslotte een echte theatervoorstelling. Benieuwd naar hoe het zal worden, zoeken we een mooi plekje op. En dan begint het. Een groep kinderen verschijnt ten tonele, spelend. Kijk ik naar spel of theaterspel? Het spel wordt echter ruw onderbroken door de woorden van de Koning en zijn Minister van Droefheid, of nee wacht, door die scooter die langs komt scheuren met zijn stinkende uitlaatgassen: Ja, de lucht is vies en de aarde goor.
Dat maakt dit theater direct bijzonder, dat er gespeeld wordt rondom de kerk, maar dat het spel zelf ook overloopt in de stad, die voorbijganger die eventjes met ons toeschouwer wordt. Rondom de kerk klinken de gerijmde woorden van Kees van der Zwaard, de moeite waard om nog een keer te horen, en weten de kinderen iedere keer weer het spel te spelen.
En dan, wanneer er vanuit de kerk een jazzy sound komt, stuwt het spel ons als kijkers naar de finale: Droefheid wordt je de baas met een korrel, een druppel een zucht of een vonk. Want alles of niets is te groot en te klein. Dat is waar de kracht in zit, dat is waar de kans in zit. Ik wandel neuriënd de Stad weer in, zin om zelf te spelen, met een vonk, een zucht, een druppel en een korrel.
Henk Binnekamp
Johan Poelman was de Koning in ‘Op het Spel’. Hoe kwam hij erbij?
“Dat ging via de vriendin van mijn zwager. Zij was betrokken bij het stuk en wist dat ik al eerder het een en ander aan toneel gedaan had. In november vorig jaar heb ik met twee workshops meegewerkt om het uit te proberen en elkaar af te tasten. In januari kreeg ik het stuk pas onder ogen. Ik heb in december ook in het Kerstspel in de Nieuwe Kerk meegespeeld, als een van de drie wijzen. Kees van der Zwaard schreef hier ook de tekst voor en de regie was in handen van Jantine Landman-Zuur, bijgestaan door Anne Folkertsma.”
Voor de rol van de Koning moest hij statig zijn en tegelijk vol zorgen. Dat moest wel in balans met elkaar staan en daarvoor nam Johan de profeten in de Bijbel een beetje als voorbeeld, met hun doemdenken en uitspraken. Zoals het een echte koning betaamt, droeg hij natuurlijk ook een kroon, in dit geval met lampjes. Ergens in het stuk valt hij neer, maar dat moest wel voorzichtig gebeuren, zodat de lampjes niet braken en hij door de scherven gesneden zou kunnen worden.
De Koning was niet alleen statig, maar bijna statisch in zijn starheid en onbeweeglijkheid. Maar in de laatste act komt dan de ommezwaai, vooral door de kinderen. Hij komt in alle opzichten in beweging en danst met ze mee. Mooi was dat!
Alice Henkel