Hij woont al twintig jaar in Groningen en is niet van plan om binnenkort te vertrekken. Job-Jan ten Horn (39) is sinds afgelopen mei straatpastor bij de Open Hof. Ik vraag hem naar zijn eigen omzwervingen.
Naar Groningen
“In 2004 ben ik naar Groningen gekomen. Ik ben in Hilversum opgegroeid en besloot samen met een goede vriend naar Groningen te gaan om daar te gaan studeren. Ik studeerde zo’n anderhalf jaar psychologie toen een professor mij te verstaan gaf dat de universiteit niets voor mij was. Toen ben ik gestopt en heb een half jaar gewerkt. Op een gegeven moment wilde ik sport, gezondheid en management gaan studeren. Ik sportte zelf graag en ik wilde bijdragen aan het groepsgevoel dat sporten in zich kan hebben. Maar ik werd uitgeloot, dus toen moest ik opnieuw weer bedenken: wat nu?”
Godsdienstwetenschap
“Het werd godsdienstwetenschap. Ik was aan het worstelen met de grote vragen, ik had er behoefte aan mijn eigen spirituele zoektocht te voeden. Mijn medestudenten waren erg prettig, ik heb veel aan ze gehad. Vervolgens heb ik de master Geestelijke Verzorging gedaan. De kern voor mij zit ’m in het benieuwd zijn naar het verhaal van iemand. In 2014 ben ik afgestudeerd.”
Casa Mundo
"Inmiddels was mijn relatie uit en was ik op zoek naar een goede woonomgeving. Een vriend van mij woonde in Pakhuis Londen en hij wees me op de mogelijkheid van een nieuw te starten huis van Stichting Ruimzicht: Casa Mundo. Eerst dacht ik, dat is me vast allemaal te kerkelijk, ik had daar best een vooroordeel over, maar dat pakte heel anders uit.
"We woonden eerst een half jaar met Nederlandse studenten om het huis ‘in te wonen’. Daarna trokken er een aantal internationals in, die voor een jaar in Nederland kwamen studeren bij de PThU. Het was mooi om samen een woongroep tot stand te laten komen. We moesten het hele huis (de voormalige Parkkerk) inrichten, het was leuk om de tafels te maken en de huiskamer gezelligheid te geven. Ik heb nog steeds wel contact met sommige oud-studenten, deze week kwam er toevallig nog een berichtje van iemand uit Bangladesh.
“We deden veel dingen samen: er waren de wekelijkse huisavonden. We gingen naar het bevrijdingsfestival met de groep, ik nam liefhebbers van voetbal mee naar de voetbalclub. Er stond een pingpongtafel in de gemeenschappelijke ruimte die heel goed is gebruikt.”
Aan het werk
"In het UMCG kreeg ik een werkervaringsplek voor twee dagen per week. Daar heb ik heel veel geleerd. Er ontstond meer verandering in mijn denken over wat kerken kunnen zijn. Eenvoudig gezegd: Ouderen die kerkelijk zijn hadden meer kaartjes aan de muur in hun kamer. De waarde van gemeenschap leerde ik kennen. Daarnaast de schat aan liederen, het mooie van liturgie, de gebeden. Ik voelde steeds meer ruimte om hierin een eigen weg te gaan. Zo ben ik in verpleeghuizen regelmatig voorgegaan en ook in Peize, Aduard en Zuidhorn ging ik voor.
“In Zuidhorn ben ik gaan werken in het Zonnehuis en daar heb ik zeven jaar gewerkt. Het was een goede tijd om bezig te zijn met zingeving, betekenisgeving. Wat kun je betekenen in zo’n context van een verpleeghuis? Het gaat om menszijn, om contact maken. Om er te kunnen zijn wanneer mensen levensvragen hebben of God kwijt zijn, wanneer ze zichzelf kwijt zijn.”
Opnieuw opladen
"Vorig jaar ben ik een half jaar op reis geweest. Ik ben twee maanden naar Thailand geweest en heb drie weken in een boeddhistisch klooster meegeleefd. Vervolgens heb ik een pelgrimage gemaakt van Maastricht naar Rome. Het heeft me geleerd meer op mijn gevoel te vertrouwen en daaruit te handelen.
“In januari zag ik de vacature bij het straatpastoraat bij de Open Hof. Nu ben ik er veertien uur aan het werk en werk ik een dag in de week in de Westerholm in Haren. Ik combineer het met opdrachten om spreker en/of begeleider te zijn bij uitvaarten.”
Straatpastor
“Ik vind het opnieuw een avontuur, dit werk. Er zijn voor en met mensen die niet snel gehoord worden. ‘In de marge klopt het hart het hardst,’ zei iemand mij ooit. Ik word geïnspireerd door iemand als Gregory Boyle, die in Los Angeles ‘Home Boys Industries’ heeft opgezet. Ik heb verschillende podcasts over hem beluisterd. Een boek van hem is Het getatoeëerde hart. Het is de uitnodiging om in liefde te leven. En daarin compassie te oefenen: geen oordeel hebben, vertragen. Ik wil graag iets bijdragen: iets verlichten van het lijden. Het is nog zoeken naar mijn rol als pastor. Ik heb me in het begin behoorlijk onbewust onbekwaam gevoeld en dat groeit nu naar bewust onbekwaam. Comfortabel is het niet, maar het vertrouwen groeit langzamerhand. We hebben één keer per maand een viering, waarbij we de deelnemers uitnodigen om in gesprek te gaan. Er worden kaarsjes gebrand en er wordt dan vaak een naam genoemd, iets verteld van wat men bezighoudt. Het is een mooi samen-gevoel.”