“Ek mis myself steeds minder”
Over ouderdom en zelfverlies

In de reeks zomerdiensten in de stad hebben we ons onder de noemer ‘De laatste reis’ gebogen over het thema van ouderdom en dood. Ter voorbereiding las ik het meest recente boek van Frits de Lange, getiteld ‘Eindelijk volwassen. De wijsheid van de tweede levenshelft’. Zoals anderen voor hem bepleit hij in dit boek om de ouderdom te zien als een nieuwe levensopdracht, die je zou kunnen omschrijven als een oefening in zelfverlies en zelfoverstijging.

theologisch-artikel15.jpg

 

 

 

Twee ouderen zitten op de grond bij een demonstratie voor meer AOW, 9 mei 1964.
Foto: Anefo – Eric Koch

 

De titel van het boek laat zien dat de schrijver uitgaat van twee levensperioden. In de eerste levenshelft staat het ontwikkelen en opbouwen van een eigen identiteit centraal; in de tweede levenshelft zou je je erop toe kunnen leggen wijsheid te verwerven en jezelf meer en meer te leren relativeren. Of zoals Hermann Hesse ooit schreef: jongeren moeten zichzelf worden, ouderen moeten ‘ont-worden’. Deze levensopdracht of dit leerproces wordt gepresenteerd als een derde weg, naast de twee verhalen over de ouderdom die nu in onze maatschappij opgeld doen.

Het eerste is dat van ‘succesful aging’ ofwel het model van de leeftijdsloze oudere. Ook als we de zeventig zijn gepasseerd, willen we de regie houden en onze individualiteit niet verliezen. We willen benaderd worden als een persoon met een eigen gezicht en een eigen naam, niet als iemand die hoort tot de grijze en eenvormige leeftijdscategorie ‘ouderen’. Maar we vertellen elkaar tegelijk een ander verhaal over de ouderdom – een verhaal in het teken van afscheid nemen en leren loslaten. Want op den duur vallen de signalen van de ouderdom niet langer te negeren. De vanzelfsprekendheid van het leven gaat langzamerhand verloren; het kost steeds meer tijd en energie om jezelf in stand te houden: opstaan, aankleden, ontbijten – alles wat je voorheen bijna zonder nadenken deed, vergt gaandeweg meer moeite en inspanning.

In het reine

Wie de ouderdom niet ontkent, beseft dat het levenseinde nadert. Vragen dienen zich aan. Hoe onderhoud je een vriendschappelijke verhouding met je verleden en je toekomst? Hoe kom je tot de acceptatie van alles wat onaf is gebleven? Hoe kom je in het reine met anderen, met jezelf, met je eigen falen en tekort? Veel kan niet meer worden ingehaald of overgedaan. Maar mensen kunnen leren zich te verzoenen met hun gebrekkige lichaam en met hun levensgeschiedenis vol rafelranden op een manier die verder gaat dan het tegen wil en dank aanvaarden van verval en onvolkomenheid. Ouderdom betekent zo: een nieuwe innerlijke houding vinden jegens het geheim van het leven.

Nieuwe horizon

In het boek van De Lange vormt een gedicht van Elisabeth Eybers (1915-2007) een keerpunt. Hier dient zich een andere, derde manier van omgaan met de ouderdom aan. Eybers emigreerde na haar scheiding in 1961 van Zuid-Afrika naar Nederland, maar bleef de rest van haar leven dichten in haar moedertaal. Vanaf haar 58ste werd ouderdom een terugkerend thema in haar poëzie. Als haar leefwereld zich ten slotte heeft versmald tot haar appartement aan de Stadionkade in Amsterdam opent zich een nieuwe horizon.

In het gedicht ‘Uitsig op die kade’ heeft zij dit op onnavolgbare wijze verwoord. De dichteres kijkt uit op de vogels die leven op de grens van water en land. Wat hebben zij haar te vertellen? Misschien hoeft zij niet langer de spreekbuis en vertolker te zijn van alles wat zich aandient. “Ek mis myself steeds minder”, zo begint de tweede strofe, verrassend genoeg. De dichteres verlangt gaandeweg minder naar zichzelf, naar het verstevigen van de eigen identiteit. Haar inwendige gevoelsleven beschrijft zij als nagloeiende sintels. De toenemende vermindering van het zelf betekent een verruiming en vernieuwing van perspectief – een tintelend begin, dat de dichteres met paradoxale beelden aanduidt: omgekeerde bloei, zelfafstotende groei, leeglopen om vol te lopen. Steeds minder vervuld van zichzelf, wordt zij tot ontvankelijkheid – een innerlijke ruimte waar dat wat buiten is naar binnen kan vloeien.

 Uitsig op die kade

 

    Nouliks vertolkbaar wat hulle my vertel,

    spreeus, eksters, meeue, eende, kraaie, al

    die ywerige dagloners van die wal,

    die reier so afgetrokke opgestel.

 

    Ek mis myself steeds minder. Ek bedoel:

    as steeds meer buitedinge my gaan boei

    dan sintels van inwendige gevoel

    tintel dit of ek selfafstotend groei.

 

    Vermindering neem waarneembaar toe. Ek hoop

    om te voldoen aan omgekeerde bloei

    en leeg genoeg te loop om vol te loop

    met wat vanuit hierbuite binnevloei.

Zelfverlies is een belangrijke notie in de christelijke traditie. Kan ouder worden en sterven een betekenisvolle levensopdracht zijn, als we deze reis in het licht zien van de ontlediging of de zichzelf wegschenkende liefde van Christus? Bert Hoedemaker schrijft in zijn boek Ik bid dus ik ben. Pleidooi voor de christelijke traditie over de dood dat degene die met de ogen van het geloof het einde van het mensenleven beziet, niet kan volhouden “dat het sterven als zodanig het grote verlies zou zijn, de definitieve uitschakeling uit de wedstrijd van het leven”.

Sterven is “de bezegeling van een leven dat zich toevertrouwt en heeft toevertrouwd aan de levenskracht van het zich offeren, aan de ontvangende en gevende liefde die zich als de rode draad van de werkelijkheid laat kennen. Sterven is als het leven zelf; in de aarde vallen om te bloeien en vrucht te dragen in de werkelijkheid van God.”

Schrijf je in voor de nieuwsbrief