Het laatste jaar staat niet alleen in het teken van het coronavirus. Het is ook een jaar waarin discriminatie, racisme en antisemitisme weer ongekend de kop opsteken. Grove discriminatie in de volksmond maar ook vileine discriminatie in schijnbaar beschaafde kringen. Grove achterstelling van mensen vanuit een gebrek aan overtuiging maar ook een fijntjes aan de kant zetten van mensen vanuit een ideologie. In een drieluik van artikelen probeer ik met u het een en ander te ontdekken over discriminatie.
Ds. Pieter Versloot
De pot verwijt de ketel
Waarschijnlijk kende men in Palestina het Nederlandse spreekwoord: “De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet” niet. Het door dit spreekwoord aangeduide mechanisme wel. Dat blijkt uit Markus 2:23-28 en Markus 3:1-6: Farizeeën stellen met argusogen vast dat Jezus de wet overtreedt, door de sabbat te schenden. Hij geneest namelijk iemand van een kwaal, die niet levensbedreigend is. De wet stond alleen genezing toe op de sabbat als er sprake was van levensgevaar. “De redding van een mensenleven verdringt de sabbat.”1 Een verschrompelde hand hoort daar niet bij. Die kan wel een dag wachten.
De kernachtige vraag van Jezus: “Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of te doden?”, wordt door de wetshoeders niet beantwoord. Ze reageren op zijn weldaad met een opmerkelijke wederdaad: Op diezelfde sabbat plegen zij overleg met de Herodianen om Hem uit de weg te ruimen. Een moord beramen, als dat geen sabbatsschending is..!
Onthullend en onthutsend
Deze reactie toont bij nader inzien twee onthullende fenomenen:
1. Zuivere wetsbetrachters reageren op een wetsschender met een grove schending van diezelfde wet.
2. Volksbewaarders en volksverraders vinden elkaar in het negatieve. Farizeeën en Herodianen waren in het dagelijkse leven bepaald geen vrienden van elkaar. De Herodianen vormden een elitaire, militante joodse groep voor het merendeel bestaande uit Sadduceeën, rondom Herodes Antipas, tetrarch van Galilea en Perea, van 4 v.Chr. tot 39 n.Chr.2 Twee uitersten, religieus en politiek ver van elkaar verwijderd, worden tot een wij tegenover Hem (vgl. Mk. 12:13; Lk. 23:12).
Naar een genuanceerd antwoord
Wat brengt mensen die streven naar zuiverheid ertoe een kleine overtreding te beantwoorden met een grote, daartoe een samenwerkingsverband aangaand met een vijandige groep?
Een gemakkelijk antwoord op deze vraag is de Farizeeën tot keiharde fundamentalisten te bombarderen, die het kleinste vergrijp dankbaar aangrijpen om mensen gewetenloos af te straffen, daarbij geweld niet schuwen en desnoods een monsterverbond met andere milities sluiten. Kenners van het Nieuwe Testament (Bijv. Baumbach en Stuhlmacher, maar ook de zeer zorgvuldige lezer Feitse Boerwinkel) schetsen een genuanceerder beeld. De Farizeeën stonden ogenschijnlijk het verst van Jezus af. Tegen geen enkele groep viel Hij zoveel en vaak uit. En toch stond Hij niemand, ook godsdiensthistorisch gezien, zo dichtbij. Boerwinkel wijst op de verschillende contacten, die Jezus met Farizeeën had, en op andere Nieuwtestamentische gedeelten, waar positief gesproken wordt over hen.3
Baumbach tekent de Farizeeën met name als een heiligheidsbeweging: Ze besteedden grote zorg aan het heilig houden van Gods Naam. Ze spanden zich in voor een helder onderscheid tussen wat heilig en niet heilig was in het dagelijkse leven. Hun benaming ‘Farizeeën’ heeft te maken met ‘separeren’, het apart houden van dingen. Zichzelf ook apart houden van dat wat ontheiligt.
Separeerders
Deze separeerders stonden bekend om hun precieze kennis van Wet en traditie en hun accurate uitleg van beide. Vanuit een verlangen het volk bij de Thora, het joods-eigene te bewaren, stelden zij zich met grote inzet te weer tegen de verzoeking, het joodse erfgoed, met zijn God, te vermengen met de Grieks-Romeinse cultuur. Ze hielpen met hun kennis het volk de Thora gestalte te geven in het concrete leven van alledag.
Zoals elke beweging kenden ook de Farizeeën rekkelijken (school van Hillel) en preciezen (school van Shammai). In tegenstelling tot de Qumran-gemeenschap, vormden zij geen exclusieve, teruggetrokken beweging, maar een volksbeweging, die Israël bij zijn roeping wilden houden: een licht te zijn voor de naties.
Hoe is het mogelijk dat Jezus bij mensen met een zo hoog reinheidsideaal, een verhard hart (vs. 5) constateert? Hadden ze niet gelijk dat volgens de wet iemand die de sabbat ontheiligde gedood moest worden, een ieder die op deze dag werk verrichtte uit het midden van het volk uitgeroeid (Ex. 31:14)? Maakte hun gelijk Hem boos?
1) M.H. Bolkestein, Het verborgen rijk, Het evangelie naar Markus, (PNT), Nijkerk, 1954, p. 72; B.H. Branscomb, The Gospel of Mark, (MNTC), London, 1948, pp. 60, 61.
2) U. Kellermann, “Herodes, Herodianoi”, in H. Balz en G. Schneider, (EDNT, deel II), Grand Rapids, 1991, pp. 122-124.
3) F. Boerwinkel, Meer dan het gewone: Over Jezus en zijn bergrede, Baarn, 1977, pp. 18-23.