Wie discrimineren het ergst? “Vooral mensen die er geen erg in hebben dat ze het doen,” concludeerde de Palestijns-Amerikaanse schrijver Edward Saïd. Juist westerlingen die zichzelf als kenners opwierpen van oosterse culturen creëerden daar een vertekend beeld van: sommigen door het oosten te romantiseren, anderen door er neerbuigend en superieur over te schrijven. Er waren ook westerlingen die zo overdreven weg wilden blijven bij vooroordelen dat hun bijdragen er extra tenenkrommend van werden.
Oriëntalisme, noemde Saïd deze nette vorm van uitsluiting. Hij schreef daar een kleine vijftig jaar geleden een wereldberoemd boek over met dezelfde titel. Het is een vlammende aanklacht tegen mensen die van zichzelf denken dat ze goed bezig zijn, vinden dat ze kennis van zaken hebben, maar ondertussen subtiel of minder subtiel mensen uitsluiten.
De Britse rabbijn Jonathan Sachs wijst in zijn boekje over religieus geweld erop dat Jezus werd gekruisigd door twee groepen die ervan overtuigd waren dat ze juist handelden. De joodse groep dacht op die manier zijn geloofsgoed zuiver te bewaren. De Romeinen dachten een bijdrage te leveren aan de openbare orde door deze ontregelende revolutionair uit Galilea onschadelijk te maken.
Zowel Saïd als Sachs laat zien dat discriminatie vaak voortkomt uit ‘blinde vlekken’. Jezus omschrijft in de Bergrede blinde vlekken als balken die we in onze eigen ogen hebben, terwijl we een splinter bij een ander uit het oog pogen te verwijderen (Mattheus 7:3-5). Jezus noemt zulke mensen hypocrieten, mensen met twee gezichten. Ze meten met twee maten: ze leggen de lat voor anderen hoger dan voor zichzelf. Discriminatie is een vorm van oneerlijkheid. Er is geen balans tussen de beoordeling van jezelf en de ander.
Dat brengt mij terug bij het eerste deel van het drieluik, dat begon met Farizeeën die Jezus ervan beschuldigden de sabbat te schenden terwijl zij zelf op die dag een moord beraamden (Marcus 3:1-6). Een treffende illustratie van de balk en de splinter.
Het brengt mij ook terug bij het tweede deel van het drieluik: daar kwam ook een verstoorde balans ter sprake. Volgens Cornelis Plantinga vond God in de schepping een balans tussen onderscheid maken en verbinden. Hij maakte onderscheid tussen licht een donker en verbond vervolgens het licht aan de dag, het donker aan de nacht. Die volmaakte balans tussen onderscheid maken en verbinden is bij ons verstoord. Óf wij leggen te veel nadruk op onderscheid waardoor de verbinding ondersneeuwt, óf wij gaan helemaal voor verbinding die voorbijgaat aan de verschillen tussen mensen. Onderscheid maken verwordt tot scheiding maken, wegzetten, veroordelen. Verbinden verwordt tot doodknuffelen, waarbij geen verschillen meer mogen blijven bestaan.
Mensen die discrimineren kunnen niet omgaan met verschillen. Daarom creëren zij het liefst een stabiel ‘wij’ tegenover een stabiel ‘zij’. Een prettig zwart-witschema waarin het kwaad aan de andere kant wordt gelegd. Volgens Jezus zijn wij die mensen: komt het kwaad niet van wat onze mond van buiten ingaat maar van wat uit onze mond naar buiten gaat. Hij maakt ons bewust van blinde vlekken en Hij leert ons niet in zwart-witschema’s te denken maar de creatieve spanning vast te houden tussen anderen en onszelf.
Voordat wij de batterij uitvonden, wist Hij al hoe die werkte: gezonde spanning tussen tegenpolen brengt licht voort. Door Zijn licht zien wij licht (Psalm 36:10).