Voor de zomer schreven we een artikel over een creatief Gronings project op het snijvlak van religie en kunst. Kunstenares Josefien Alkema zou een hedendaags getijdenboek maken met behulp van materiaal dat anderen aanleverden. Ze noemde dit project ‘DagDelen’. Diverse lezers van Kerk in Stad hebben een bijdrage geleverd aan dit project. Daarom delen we in dit vervolgartikel hoe het kunstproject verder vorm heeft gekregen.
DagDelen
Het begon allemaal met een open uitnodiging om je dag te delen. Hiervoor stuurde Josefien een bladzijde toe met een structuur die gebaseerd is op een getijdenboek. Als opdracht gaf ze het volgende mee:
Maak een bladzij uit je leven,
verbeeld wat er in je omgaat.
Neem een moment rust en sta stil
bij jezelf en alles om je heen.
Geef aandacht, verwonder je, hou vol,
deel je dag.
Ruim 130 mensen gingen op de uitnodiging in! Van Stadjers en Ommelanders tot mensen ver buiten de provincie. Iedereen gaf bij voorbaat toestemming aan Josefien om het materiaal te verwerken. Zo zou zij een hedendaags getijdenboek vormgeven.
Monnikenwerk
Deze zomer verwerkte Josefien de bijdragen onder meer tijdens ‘Monnikenwerk’. Dit is een project, waarbij op een reeks woensdagen verschillende kunstenaars werken in een aantal oude kerken. Belangstellenden kunnen kiezen uit meerdere routes in Groningen en Friesland. Tussen 17:00 en 20:00 uur konden mensen de kunstenaars bezoeken. Josefien werkte in de kerk van Eenrum.
Lezing over getijdenboeken
Op 10 september organiseerde Stadsklooster Groningen een avond waarop Josefien haar project presenteerde. Diezelfde avond verzorgde Sabrina Corbellini, hoogleraar ‘Geschiedenis van het lezen in premodern Europa’ aan de RUG, een lezing over getijdenboeken in de middeleeuwen. Zij legde uit dat getijdenboeken bestaan uit de gebedstijden van het klooster, een kalender, Mariagetijden, kruisgetijden, getijden van de Heilige Geest, boetepsalmen en litanieën (smeekgebeden), dodenofficie-vigilie (wake met gebeden voor het zielenheil van een overledene), evangelielezingen en nog enkele losse gebeden. In de middeleeuwen was het getijdenboek het meest gelezen boek.
De opdrachtgevers/bestellers konden een getijdenboek persoonlijk maken. Niet ongebruikelijk was het bijvoorbeeld om in het getijdenboek een afbeelding van de opdrachtgever te verwerken. Naast gebruiksobject en instrument voor persoonlijke devotie, kreeg het getijdenboek een esthetisch karakter. Versierde letters en rijke illustraties werden toegevoegd.
Een hardnekkige aanname is het idee dat getijdenboeken alleen voor de persoonlijke devotie werden gebruikt. Dit is zeker niet het geval. De vaste structuur zorgde er namelijk voor dat mensen mee konden doen met het gemeenschappelijk gebed. Lezen en gebed ging in elkaar over. Zo ook bij het dodenofficie. In diverse getijdenboeken vindt men in de kantlijn namen staan. Professor Corbellini concludeert hieruit dat het getijdenboek ook gebruikt werd om de overledenen te memoriseren.
Een inleiding van Geert Grote bij misschien wel het bekendste getijdenboek in het Middelnederlands leert ons nog iets anders over het gebruik van getijdenboeken. Volgens Geert Grote helpt het lezen en bidden van bijvoorbeeld het dodenofficie zowel de doden in het vagevuur als de levenden voor te bereiden op het hiernamaals. Lezen, gebed en gedenken verwikkelen zich met elkaar.
DagDelen eindpresentatie
Op 10 september presenteerde Josefien enkele werken en nam ze de bezoekers mee in haar proces. De mini-documentaire over het project vindt u op ons YouTube-kanaal. Daar ziet u hoe Josefien het aangeleverde materiaal verwerkt heeft tot eigentijdse en kunstzinnige vertalingen van het getijdenboek. Zie voor de video de link hieronder.
Een overzicht van het kunstproject is tot 24 september te zien in de Andreaskerk van Westeremden. Volgend jaar september is er een expositie van het project in Museum Klooster Ter Apel.
Een afsluitend verhaal
Ter afsluiting van de bijeenkomst op 10 september schreef ik een verhaal met een wijze les. Deze wil ik de lezers van Kerk in Stad niet onthouden.
Er was eens een ijverige priester hier in onze stad. Bidden was zijn passie. Woorden uitkiezen was zijn beroep. Prachtig, wat kon hij bidden. Om nog beter te worden, besloot hij naar het klooster in Thesinge te gaan. Daar, in het scriptorium, was een monnik die de mooiste gebeden wist te verfraaien met versierde lettervormen. Mijn God, dacht de priester, als ik toch eens mijn gebeden zo wist te verfraaien... dan zou God vast meer geneigd zijn mijn gebeden te verhoren. Want, hoewel de priester prachtig kon bidden, zijn geduld op verhoring werd ernstig op de proef gesteld.
Zodra de priester in het klooster kwam, wilde hij het liefst meteen al zijn gebeden delen. Maar de abt wees hem zijn plek. De dagelijks voorgeschreven gebeden haalden het bij lange na niet bij zijn woorden. Het duurde maar en duurde maar, als een gebed zonder end.
Daarom besloot hij, na een getijdengebed, op ontdekkingstocht door het klooster te gaan. Al snel liep hij een monnik tegen het lijf en hij vroeg die man of hij zijn gebeden wilde lezen. Lezen, nee, dat kon deze monnik niet. Wat sneu, dacht de priester.
Toen hij enkele dagen later eindelijk van de abt naar het scriptorium mocht, zag hij tot zijn verbazing diezelfde monnik. Hij bleek de meester van het verfraaien te zijn. In de kantlijn, rondom de letter, zilverbeslag; noem het maar op. De verachting van eerder maakte plaats voor schaamte. Dit was de letterkunstenaar waarvoor hij naar Thesinge was afgereisd, maar door zijn eigendunk had hij hem veroordeeld.
De abt die stiekem alles door had, zei hem daarop: ‘Bidden gaat niet alleen om de woorden. Deze monnik die nog nooit heeft leren schrijven en lezen, schrijft Gods lof en leest zijn Geest in de taal die woorden voorbijgaat. De taal van de esthetiek. Om je in die taal uit te kunnen drukken, moet je eerst leren luisteren. Je moet leren zien dat schoonheid bidt door het gelaat dat zijn ego opzij zet.’