Het korte titelzinnetje – afkomstig van de theoloog Rothuizen – kan uiteenlopende reacties oproepen: van dankbaarheid over voortgang van medische wetenschap tot zorg over terreinverlies van geloof, God en gebed. Tussen die beide ligt de vraag hoe en in hoeverre in onze tijd – zeg: 75 jaar – voor veel mensen de betekenis van gebed als appel op God veranderde. We leven in de nadagen van de moderne tijd, ook wel postmoderne tijd genoemd. Daarin veranderde ons zelfverstaan, met daarin onze religieuze ervaringen tot en met godsbeelden.
Een ‘geschiedenis van God’ in vogelvlucht
Tot het begin van de moderne tijd – zeg: 1600 – troonde God vanzelfsprekend voor mensen als de behoeder van het wankele leven. Maar met de ontwikkeling van wetenschap ging dat veranderen en de spanning tussen ‘tablet en gebed’ begon. Daarin zochten kerken hun weg, na de Hervorming verdeeld in de ene katholieke en verscheidene protestantse kerken. Maar de hoog tronende God van eeuwen is niet meer ‘vanzelfsprekend’. Denk aan het ‘Gott mit uns’ in Duitsland en het ‘God on our side’ in Engeland waarmee in 1914 in Gods naam vanuit een hysterisch nationalisme honderdduizenden soldaten naar de oorlog gezonden werden.
Begrijpelijk dat, na deze verbijsterende oorlog, de theoloog Karl Barth alleen maar over God wilde spreken als ‘der ganz Andere’. Begrijpelijk ook dat Bonhoeffer zocht naar de God die de mens in zijn mondigheid (‘tablet’) bemoedigt: “Zo leidt onze mondigheid tot kennis van onze werkelijke verhouding tot God. God geeft ons te weten dat we moeten leven als mensen die met het leven zonder God in het reine komen. De God die met ons is, is de God die ons verlaat...”
Beroemde zinnen, maar ook raadselachtig voor wie helder wil blijven ‘spreken van God’. Zullen we God toch maar niet schrappen?! Terwijl ik dit laatste zinnetje opschrijf valt me de dubbele betekenis ervan op. Afhankelijk van de toon pleit het voor ‘niet’ en ‘wel’ – probeer maar. Ik pleit ervoor God niet te schrappen, want er is, voorbij aan gemakkelijke godsbeelden, een leerweg die een mens optilt en uitdaagt tot meer dan het gewone. Hier dient zich in onze postmoderne tijd een oude herinnering aan.
Een oude weg opnieuw – mystiek
Voorbij aan de wetenschappelijke rationaliteit die ons in kennis dient (‘tablet’) maar ook ‘afplat’ is er de vraag naar waarheid over volop leven waar wetenschap ons niet brengt. De groeiende aandacht voor oosterse meditatie als leerweg naar ontvankelijk leven illustreert de vraag naar een kwaliteit van leven die wij met onze dominante rationaliteit hadden platgeslagen. En juist op die leerweg naar ontvankelijkheid krijgt, over God gesproken, de weg van de mystiek uit een Middeleeuws verleden nieuwe aandacht.
Afstand doen van de beelden die wij van God hebben – dat is een kerngedachte van de middeleeuwse Meister Eckhart. God kan in ons geboren worden als wij, voorbij aan beelden van God en krampachtig zoeken naar God, pure ontvankelijkheid worden, aldus Eckhart. Vanuit deze ontvankelijkheid voor en toewijding aan mens en menselijkheid is, om met de Franse mystica Simone Weil te spreken, “wachten op God: ons laten vinden door God”.
Zoeken naar vertrouwenwekkende taal
Als interessante contrastervaring noteer ik hoe de Nederlandse Geloofsbelijdenis (tot vandaag toe aanvaard door de PKN) vier eeuwen geleden God ter sprake bracht in artikel 1: “Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, het welk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig”.
Over alle noties in dit artikel is vier eeuwen getheologiseerd. Maar de voorstelling roept vandaag kritische vragen op. Is dit niet het beeld van een almachtige Opperheer die met zijn alziend oog beziet wie op de smalle en brede weg gaat (de prent van 150 jaar geleden, nog aan de muur bij oma en opa)? Kan deze taal nog inspireren? Hoe laat het beeld van deze God als persoon zich in de geloofservaring nog verbinden met de spanning tussen ‘tablet’ en ‘gebed’? In hoeverre heeft voor mensen het beeld van de persoonlijk ingrijpende God plaats gemaakt voor het beeld van God als hogere macht, een kracht of energie als dragende grond?
Het is opmerkelijk dat de termen ‘iets (voor God)’ en ‘ietsisme’, aanvankelijk denigrerend bedoeld als kaal en laf, gaandeweg in de theologische bezinning zijn opgenomen en verbonden met de in de mystiek beoefende ontvankelijkheid voor en toewijding aan menswording en menselijkheid.
Recentelijk werd gepleit voor een theologie van de Geest. God als Geest is te zoeken en te vinden in een cultuur van menselijkheid, waarin het verhaal van God en mens meer naar elkaar toe en met elkaar verbonden worden gedacht in een gezamenlijk verhaal, in de ervaring en het handelen van mensen. God is dan van persoon tot verhaal geworden – waarin mensen in ontvankelijkheid zich laten inwijden om zich in onvoorwaardelijke liefde te kunnen toewijden aan een vermenselijking van de cultuur.
Reageren op dit artikel? Mail dicktieleman@hetnet.nl of redactie@kerkinstad.nl.