Marga Baas
Toen ik voor het eerst sinds maanden weer in de boekwinkel was om zomaar even rond te neuzen, viel mijn oog op deze eerste publicatie van Raynor Winn. Het vervolg, De wilde stilte, lag er trouwens pal naast, dat ga ik binnenkort zeker aanschaffen! Tot een paar jaar geleden had Raynor Winn geen enkele titel op haar naam staan, maar nu is ze een gevierde auteur.
We schrijven het jaar 2013. Met haar echtgenoot Moth woont Raynor in Wales. Dertig jaar lang hebben ze een boerderij opgeknapt en veranderd in een sfeervol onderkomen voor henzelf, hun beide kinderen en de gasten die regelmatig overnachten in het deel dat ze als Bed-and-Breakfast hebben ingericht. Ze runnen niet alleen dit gastenverblijf, maar houden ook kippen en schapen. Totdat de ramp zich voltrekt. Het project van een jeugdvriend, waarin ook zij geld hebben geïnvesteerd, gaat failliet. De vriendschap is ver te zoeken. De twee raken betrokken in een zich jarenlang voortslepend juridisch proces. Uiteindelijk spreekt de rechter het vonnis uit en zal hun boerderij in beslag genomen worden. Binnen een week raken ze alles kwijt: hun woning, hun bedrijf, hun inkomen.
In diezelfde tijd krijgt Moth in het ziekenhuis een afschuwelijke diagnose te horen. Al enkele jaren lijdt hij pijn en heeft hij last van spiertrekkingen. Het blijken symptomen van een ernstige progressieve ziekte: corticobasale degeneratie, een hersenaandoening die zijn lichaam en geest zal verwoesten. In de laatste dagen dat Raynor en Moth op de boerderij verblijven, verstoppen ze zich op een gegeven moment onder de trap, omdat ze nog niet de confrontatie met de deurwaarders aan willen. Zij ontdekt dan een boek dat ze ooit als twintigjarige had aangeschaft: Five Hundred Mile Walkies van Paddy Dillon.
Het is de beslissende aanzet tot een krankzinnige onderneming. Raynor en Moth gaan niet op zoek naar een sociale huurwoning om daar het einde van zijn leven af te wachten; ze willen evenmin hun studerende dochter en zoon met hun problemen opzadelen. Wat doen ze dan wel? Ze gaan lopen, 1014 kilometer lang. Met een tentje, twee te dunne slaapzakken, kleren, rijst en theezakjes in hun rugzakken beginnen de vijftigers aan de tocht over een van de beroemdste lange afstandspaden van Engeland: het South West Coast Path.
Ze zijn zo goed als platzak, dag in dag uit trotseren ze weer en wind, pijn en ongemak, ze kampen met honger en dorst; iedere dag opnieuw moeten ze, soms nog laat in het donker, op zoek naar een plek in het wild waar ze hun tentje kunnen opzetten. Dakloze wandelaars. Het is opmerkelijk hoe mensen reageren op de verschillende versies van hun avontuur. Wanneer ze vertellen dat ze halverwege hun leven de beslissing hebben genomen om alles te verkopen en op voettocht te gaan om te ontdekken wat de toekomst nog voor hen in petto heeft, krijgen ze niets dan bewonderende en bijna jaloerse reacties te horen: hoe inspirerend! Maar als ze naar waarheid zeggen, dat ze als daklozen aan hun tocht zijn begonnen, weten anderen vaak niet hoe snel ze zich van hun gezelschap moeten losmaken.
De bijzondere fysieke omstandigheden hebben een onverwacht heilzaam effect op Moth: gaandeweg begint hij krachtiger te lopen en kan hij met minder medicatie toe.
Tegen het einde van de tocht krijgen ze een huis in Cornwall aangeboden door iemand die ze bij toeval ontmoeten. Na een paar jaar beschrijft Raynor in poëtische taal hun ervaringen, om voor Moth de herinneringen vast te leggen die hem beginnen te ontglippen. Herinneringen aan de golven die stukslaan op de kliffen, aan de meeuwen en zwaluwen in de lucht, de tuimelaars in de diepte, de velden met gaspeldoorns en heide, de donkere rijpe bramen met een zweem van zout. De tocht over het ruige kustpad heeft deze twee mensen voorgoed veranderd. Ze zijn, net als de bramen, ‘gezouten’.
Raynor Winn, Het zoutpad: Over oude wegen naar een nieuw begin, vertaald door Annemie de Vries
Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2019
ISBN 978 94 638 2151 3 | € 19,90