Hier en nu
Reinder de Jager
Bij de Tijd2
Alice en de Witte Koningin, illustratie uit Alice in Spiegelland, door John Tenniel

“Nou in ons land,” zei Alice, een beetje nahijgend, “bereik je gewoon een andere plaats als je lange tijd heel hard holt […].”
“Wat een langzaam land!” zei de Koningin. “Want hier moet je je benen uit het lijf rennen om op dezelfde plaats te blijven, snap je. Als je ergens anders wilt komen, moet je minstens twee keer zo hard hollen.”

– Lewis Caroll, Alice in Wonderland

 

Leven in het ‘hier en nu’, wat therapeuten van ons vragen – dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Het citaat uit Alice in Wonderland indachtig, moeten we al heel hard rennen om op dezelfde plaats, ‘hier’ te blijven, en datzelfde kunnen we zeggen van de tijd: ook die schiet onder ons door, zomaar weg. Trouwens, wat is ‘nu’ precies? Op het moment dat je dat toch heel erg korte woordje uitspreekt, is het al voorbij, voorbij, voorgoed voorbij. Het ‘nu’ is het dode punt tussen mijn verleden en mijn toekomst. Dat dode punt brengt mij bij deze dode maanden. Heb je januari gehad, denk je: we gaan de goede kant op, moet het ergste nog komen, februari. Ik heb echt helemaal niets met deze dode maanden.

De Romeinen uit de vroegste tijd ook niet. Tussen december en hun nieuwe jaar dat begon op 1 maart was een naamloze periode – aan het eind daarvan verrekenden ze af en toe een dag om de astronomische tijdrekening weer op één lijn te krijgen met onze menselijke tijdrekening. Dat is zo gebleven, ook al begint ons jaar allang niet meer op 1 maart. Ze hadden die periode wat mij betreft wel naamloos, roemloos mogen houden.

Maar vanaf zo ongeveer de zevende eeuw voor Christus werden er twee maanden in deze periode benoemd. De eerste naar de god Janus, die altijd afgebeeld wordt met twee gezichten – met een baard die het verleden inkijkt, en het baardloze gezicht dat de toekomst inkijkt. De tempel van Janus was een doorgangstempel met twee poorten. Alleen in vredestijd werden die gesloten. Het toeval wil, dat in het jaar van Christus’ geboorte die poorten door Augustus plechtig gesloten werden.

En de tweede maand werd genoemd naar Februus, dat is de god van de doden, aan wie men offers moest brengen om de ronddolende geesten der doden tot rust te brengen. De laatste twee weken tot aan het nieuwe jaar ondernam men niets waarvoor goede voortekenen nodig waren, en niets waarmee vrolijkheid gepaard ging.

We zijn aanbeland, hier, nu, op de grens van januari en februari, het dode punt. Het verleden ettert maar door, van crisis naar crisis, in het heden, en de toekomst is ongewis…

Mensen zijn moe. We rennen en rennen, maar komen niet vooruit. Wat mij troost is dat wij mogen leven in de hoop op Gods komend rijk. Dat is het wat ons losmaakt van wat ons verlamt, die hoop is het enige wapen dat wij kunnen opnemen tegen de wapens van deze wereld.

Zullen wij, al zijn we geen consul of keizer, nog dit jaar de poorten van Janus’ tempel samen gaan sluiten?

Voorpagina nummer 2.JPG

Editie 2 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief