Vonne van der Meer, Willem Jan Otten, Stephan Sanders, Marjoleine de Vos, Désanne van Brederode, zo maar wat namen van (literaire) schrijvers die betrokken zijn op kerk en geloof. Alle vijf verschillend, maar wat overeenkomt: in het oude ritueel van een (RK) kerkdienst voelen ze zich gekend, begrepen, opgetild in een ruimte van ontferming.
Vorig jaar vertelde de Vlaamse auteur Kristien Hemmerechts dat ze ook al jaren de mis bezoekt. Ik citeer een stuk uit De Morgen (11 november 2021), een dagblad dat in Antwerpen verschijnt.
“Het was een behoorlijke schok, zo’n bekentenis uit de mond van een volbloed feministe, die decennialang publieke standpunten innam die haaks stonden op de kerkelijke leer… Hemmerechts: ‘Een vriendin vroeg me achteraf: “Kristien, ben je bekeerd?” Ik schrok wel van dat woord. Ik heb echt niet het gevoel dat ik vroeger een zondige vrouw was. Het is wel zo dat ik al langer een religieuze of spirituele nood voel, maar mijn rationele kant drukte die altijd weg. Onzin, dacht ik. Ik gaf er niet aan toe, alsof het een seksuele geaardheid was die ik voor mezelf niet wilde erkennen. Door het contact met Sant’Egidio [een religieuze lekenbeweging die zich inzet voor arme stadsgenoten, JW], door het vrijwilligerswerk dat ik er verricht, heb ik het wel gedurfd.’”
Hemmerechts’ toewending naar religie en spiritualiteit werkt door in haar nieuwste roman, Hubertina. Om eerlijk te zijn: ik vind het niet haar beste boek. Het is rommelig geschreven, de stijl is wat vlak. Maar ik vind het ook een fascinerend boek en daarom bespreek ik het hier. Het is een roman, dus fictie, maar wel gebaseerd op het leven van Anna Maria Hubertina Aretz (1893-1973). Fascinerend vind ik de rol die het geloof in haar leven speelt.
Om dat toe te lichten beperk ik deze bespreking tot een centraal motief in deze roman. Dat is het motief van ‘de grens’. Die grens is de grens van leven en dood (al bij Hubertina’s geboorte), de grens tussen Duitsland, Nederland en België (waar je woont bepaalt of je in dienst moet of juist deserteurs opvangt), de grens tussen dag en nacht (smokkelen of met je paspoort zwaaien), de grens tussen werkrelatie en liefdesrelatie (als huishoudster van een pastoor), de grens tussen collaboratie en verzet (als verpleegkundige in een Duits ziekenhuis en hulp aan Joden), de grens tussen vrijheid en opsluiting (in Ravensbrück), de grens tussen verzet en genade (rehabilitatie voor wie collaboreerden).
In haar leven komt Hubertina voortdurend bij deze grenzen. En de vraag is dan: aan welke kant van de grens moet ze zijn? Het antwoord kan zijn dat in al die fasen van haar leven er één constante is: bij welke grens dan ook, ze laat zich niet leiden door wat de grenspaaltjes aanduiden, maar door wat zij in haar diepe geloofsbeleving als roeping hoort. Of ze daarmee altijd de juiste besluiten neemt, daar kun je vragen bij hebben, maar het geloof schept telkens de moed waarmee ze haar weg kan gaan. Dat geloof houdt in dat God geen grens kent en dat als een grens mensen buitensluit, die grens geen grens hoeft te zijn. Zij kan erover – een ander ook.
Al is het boek dan misschien niet zo ‘mooi’ geschreven – deze spanning tussen geloof en grensverkeer maakt het fascinerend. Het is geleefd geloof.
Ten slotte: in de mijnstreek werkt Hubertina’s vader in een Duitse mijn, ‘Voccart’. Aan de Nederlandse kant ligt de ‘Dominiale mijn’. Bovengronds scheidt een weg beide mijnen. Voor de goede ventilatie was er echter ondergronds een doorsteek gemaakt. Daar laat Hemmerechts haar hoofdpersoon zeggen: “Boven de grond trekken ze een grens, onder grond maken ze een verbinding. Dat is een wijze les”. Hubertina leert die les en maakt verbindingen. En Hemmerechts doet dat met haar religieuze ‘move’ eveneens.
Kristien Hemmerechts, Hubertina
Amsterdam: De Geus, 2021
ISBN 978 90 445 4612 5 | € 22,50 (e-boek: € 13,99)
-