Onlangs kreeg de redactie de vraag van vrijwilligersorganisatie Humanitas Groningen* of Kerk in Stad niet eens aandacht wilde besteden aan het Project Levensverhaal. We gaven graag gevolg aan het verzoek. Er zullen zeker lezers van Kerk in Stad zijn die in het aanbod van Humanitas geïnteresseerd zijn. Wie komt bij het ouder worden niet tot de conclusie dat in zijn of haar leven het nodige is gebeurd en je er onwillekeurig weer aan terugdenkt? Een deelnemer aan het project, de heer Kreuze, vonden we bereid uit zijn levensverhaal wat te vertellen.
Bij Project Levensverhaal komt een vrijwilliger van Humanitas langs bij een projectdeelnemer en helpt hem of haar bij het opschrijven van diens levensverhaal. De vrijwilliger biedt “praktische hulp, vriendschappelijk contact en een luisterend oor”, zo valt in de flyer van Humanitas te lezen.
Kreuze ontvangt me in zijn huis aan de Noorddijkerweg, waar zijn vrouw en hij indertijd het zicht hadden op het alsmaar oprukkende Lewenborg tot het grensde aan de nieuwe wijk. Aan de achterkant is er nog steeds het prachtige uitzicht over het wijde Groningse land dat met een molen wordt bekroond. “Zo geef ik mijn geheimen prijs,” begint Kreuze met zijn vertelling.
“Zo geef ik mijn geheimen prijs”
"Hier en daar staan tegenwoordig bordjes. ‘Reestdal’ staat erop. Nu een natuurgebied dicht bij Meppel. Daar ben ik in 1931 geboren en opgegroeid. Ik heb er een mooie jeugd gehad. Waar ik woonde stonden vier boerderijen bij elkaar. Bij onze boerderij hoorde een tolbrug. We moesten voor het passeren van de brug geld innen: voor een koe werd vijf cent gerekend, voor een rijtuig tien cent voor de passage van man of vrouw tweeënhalve cent. Omstreeks 1950 is de tol verdwenen. De gemeente Meppel kocht toen de brug.
"Ik ging in Meppel op de lagere landbouwschool en ben bij verschillende boeren op stage geweest. Het was een praktische opleiding. Je leerde om hard te werken. Dat werd de rode draad in mijn bestaan. Er moest flink gepresteerd worden. Tegenwoordig zijn ze al gauw moe. Ik ben ook in militaire dienst geweest. Ik was een beetje haantje de voorste en niet vrij van eigenzinnigheid. In dienst heb ik goed leren luisteren. Dat zou ook goed zijn voor de jeugd van nu, in militaire dienst gaan en goed leren luisteren.
"In Meppel ben ik na mijn militaire diensttijd gaan werken in het KI-station. Daar heb ik met stieren leren omgaan. Of het nou te maken heeft met het geluid van mijn stem – maar ik bleek talent te hebben voor de omgang met stieren. Ik heb lang met ze gewerkt: na Meppel ging ik naar het stierenstation te Noordbroek en daarna te Noorddijk. Voor ons was de verhuizing naar Noordbroek een hele verandering. Ik kom uit Drenthe en in Groningen blijf je een ‘Drentie’. In Drenthe was iedereen gelijk maar niet in Groningen. Daar heerste standsverschil. Daar had je de rijke boeren, die deden niks. De eerste arbeider moest de taken verdelen over de andere arbeiders. In Drenthe werkte de boer gewoon mee. We hadden overigens in Noordbroek een geweldige tijd. Ik werd van alle verenigingen en van de sociëteit lid. Ook in Noorddijk was ik bij de landbouwverenigingen. Of ik ds. Eggink, de paardendominee te Noorddijk, ook heb meegemaakt? Ja natuurlijk, maar we waren niet de meest trouwe kerkgangers. Hij heeft onze jongste zoon nog gedoopt.
"Er werd nogal eens gefuseerd in het wereldje van de KI-stations [kunstmatige inseminatie van rundvee – red.]. Na weer een fusie ben ik te Noorddijk er uitgestapt. Op kantoor kwam er iemand bij die zich te veel met mijn zaken bemoeide. Ik ben toen met schapen begonnen. Het was de tijd dat Lewenborg werd gebouwd. Er bleven kleine stukjes land liggen tussen de oprukkende stadswijk, die ik benutte, en ik pachtte ook wat land. Steeds raakte ik de landjes weer kwijt: we komen eraan, je moet opruimen, zeiden ze dan. Ik noemde mezelf AOW’er: altijd onderweg. Ik wist ook vier hectare land te verwerven. Daarop bouwden we ons huis met schuur. Dat was in 1980, toen de hypotheekrente opliep tot tien à twaalf procent. Toch hebben we het op de een of andere manier gered. Ik heb in mijn leven veel geluk gehad, maar ook mijn best gedaan. Ik zag de mogelijkheden en mijn vrouw stond achter me: ze vond het goed wat ik ondernam.
"Ik ben nu 93. Mijn vrouw is 88 jaar geworden en we zijn 65 jaar getrouwd geweest. Ik heb haar zeventien jaar moeten verzorgen. Van de ene op de andere dag werd ze dement. Ze ging eerst één en later twee of drie dagen naar Maartenshof. Toen zei men mij dat ze naar Innersdijk moest. Dat heb ik geweigerd. Ik had haar beloofd haar tot het eind te verzorgen. De dag kwam dat ik haar heb moeten wegbrengen. Ik geloof niet dat ze ooit herboren wordt. Ik kan me niet voorstellen dat er een hiernamaals is. Dat kan voor anderen een troost zijn. Een deel van mijn schapen is ook weg. En het rijbewijs heb ik niet meer.
“De eenzaamheid slaat ’s avonds toe. De eerste dinsdag van de maand ga ik naar de Zonnebloem: daar zitten dan vier mannen en twintig vrouwen. Mannen zoeken elkaar niet op. Vrouwen doen dat wel. In Drenthe was er meer onderlinge binding.”
Kreuze kreeg in december een hartaanval. “Ik was net in het ziekenhuis opgenomen toen dat gebeurde. Ik ben er vier dagen geweest. Toen was ik helemaal uitgerust. Ik hoop dat ik de boel weer wat op de rails krijg. Ik moet van alles inhalen.” Een jonge Amerikaan helpt hem. Zo te zien heeft Kreuze hem flink aan het werk. We worden beiden naar binnen genood en de Amerikaan gaat koffiezetten. Al na een paar minuten roept Kreuze waar de koffie blijft. Hij lacht een beetje ondeugend en doet of de Amerikaan er maar met de pet naar gooit. Als ik zeg dat Kreuze mooi uitzicht heeft, begint de Amerikaan – die afkomstig is uit de staat Washington – hoog op te geven van van de bergen in zijn thuisstaat, die wel vierduizend meter hoog zijn. De Amerikaan is al gauw de deur weer uit. Als ik even later wegfiets, klinken de geluiden van zijn arbeid weer krachtig op.
*) Tel. 050 312 60 00 of mip.groningen@humanitas.nl