De vlucht is vol verschrikkingen. Maar ze haalt het. Twintig jaar oud komt ze hier aan. Dan begint een nieuwe nachtmerrie. Weggezet als oplichter, asiel afgewezen, op straat gezet. Na negen jaar nog geen verblijfsvergunning. Haar ervaring past in de bundel ‘Ongehoord: onrecht in het vreemdelingenrecht’ die asieladvocaten recent publiceerden. Toch zegt ze: “Ik heb geluk.”
INLIA
“Ik ben vijf dagen in de week bezig met m’n opleiding”, zegt Jeannie. Haar ogen stralen. “Ja, ik heb echt geluk.” Want ze wist niet dat je als jonge asielzoeker hier naar school kunt. Het was haar niet verteld. Ze ontdekt het op gegeven moment in het azc. “Er was een Soedanese man die elke ochtend vertrok en laat in de middag weer thuiskwam. Ik vroeg hem: waar ga jij iedere dag toch heen? Hij zei ‘naar school’. Ik dacht ‘kan dat?! Wauw’.” De mogelijkheid is als een lichtpunt in een donkere storm, een baken van hoop. Ze grijpt het vast, met beide handen.
Jeannie doet een aanvraag, maakt een toets. “En ik haalde het! Ik mocht een studie gaan doen!” Ze is er dolblij mee. “Mijn hoop kwam terug. Ik dacht: ik kan nu kiezen om te vechten, om mijn toekomst te veranderen.” Vanaf dat moment gaat het beter met haar. De zelfmoordgedachten waar ze eerst zoveel last van heeft, nemen af.
De tengere Jeannie is Banyamulenge. Een kleine etnische groep die in Congo al sinds jaar en dag onder vuur ligt. Letterlijk. Er gebeuren afgrijselijke dingen. Dorpen worden platgebrand, milities liggen klaar om de dorpelingen die weg vluchten te vermoorden. Vrouwen die niet snel genoeg weg weten te komen worden verkracht, dan vermoord. Soms worden afgehakte lichaamsdelen van hen tentoongesteld. Ook kinderen worden niet gespaard.
In 2012 vlucht Jeannie, met een enkel gezinslid. De jonge vrouw komt uiteindelijk alleen aan in Nederland. Praten over de directe aanleiding en over de reis, doet ze liever niet. Kán ze eigenlijk niet. Ze is genoeg geteisterd door de beelden in haar hoofd. In Nederland, in Ter Apel, is ze fysiek buiten direct gevaar. Mentaal niet. Ze vraagt zich af waar ze is beland. Waarom ze in een soort gevangenis zit. Iedere keer dat ze politie, uniformen, ziet is er de angst. “In mijn land is de politie niet je vriend”, zegt ze zachtjes.
In het eerste gesprek met de IND voelt ze zich, direct vanaf het begin al, beoordeeld als een crimineel. ‘Beschrijf de route die je hebt genomen’, is de opdracht. ‘Wat is de straatnaam, wat is het huisnummer?’ Maar ze hebben daar geen straatnaambordjes of huisnummers. En ze is niet goed met richtingen, links, rechts; ze haalt het altijd door elkaar. De IND’er tegenover haar kijkt op Google Maps mee. Een foutje en je bent ‘af’. “Het is niet eerlijk”, zegt ze.
Een overheid die je wantrouwt, die migranten bij voorbaat wegzet als leugenaars, rigide vasthoudt aan regeltjes en de menselijke maat vergeet. Zo staat het in de bundel ‘Ongehoord: onrecht in het vreemdelingerecht’, die in april werd aangeboden aan de Tweede Kamer en de Raad van State. De Nederlandse overheid behandelt vreemdelingen regelmatig net zo slecht als ze de slachtoffers in de toeslagenaffaire behandelde.
Bij Jeannie begint het ook met wantrouwen. De IND gelooft niet dat zij Banyamulenge is. “Ze geloofden niet dat ik tot mijn volk behoor. Dat is een hele rare gewaarwording. Ik kom hier met de vraag om hulp en zij zeggen ‘Jouw hulpvraag klopt niet’. Hè, wat?” Ze moet een taaltoets afleggen via een vrouw die de taal – Kinyamulenge – niet spreekt. De vrouw spreekt Swahili, Jeannie moet in Kinyamulenge antwoorden.
De opname wordt opgestuurd naar iemand die wél zelf Kinyamulenge spreekt. Die wijst op basis van de uitspraak van twee (!) woorden af dat Jeannie Banyamulenge zou zijn. Jeannie is verbijsterd. Een contra-expertise van een gerenommeerd wetenschapper wijst uit dat Jeannie wel degelijk haar eigen taal spreekt en Banyamulenge is.
De IND wijst de contra-expertise simpelweg af. “Ze hadden nul argumenten, maar de rechtbank ging in het oordeel met de dienst mee.” Het lijkt opnieuw een voorbeeld van een misstand uit de bundel ‘Ongehoord: onrecht’: de rechterlijke macht toetst niet kritisch genoeg. Jeannie is in de tussentijd bij INLIA beland. De begeleiders van INLIA geven nooit op, Jeannie evenmin. Met een pastoor die Kinyamulenge spreekt, gaat ze naar de Congolese ambassade. En zowaar: de ambassade erkent dat ze Congolees is – ze krijgt een paspoort. Nu staat mijn identiteit toch vast, denkt Jeannie, nu kan de IND er niet omheen dat ik ben wie ik zeg te zijn.
Mis: ook een paspoort is niet voldoende bewijs voor de IND. “Niet te geloven. Er komt altijd een nieuw argument uit de hoge hoed”, zegt ze. Ze blijft vechten, met hulp van INLIA en anderen die haar steunen. Uiteindelijk geeft de IND toe dat ze Banyamulenge is en niet terug kan naar Oost-Congo. En dan komt er inderdaad weer iets nieuws uit de hoge hoed.
Jeannie kan wel naar Kinshasa, de hoofdstad, vindt de IND. Want: er zijn een paar Banyamulenge die daar – zwaar beveiligd door eigen bodyguards – wonen. Dus een Banyamulenge kan in Kinshasa wonen. Asielverzoek voor de derde keer afgewezen. “Nu moet ik bewijzen dat ik niet in Kinshasa kan wonen.” Met hulp van INLIA benadert ze onderzoekers voor een rapportage over de situatie in Kinshasa. De onderzoekers en de UNHCR oordelen dat de Congolese hoofdstad geen veilige plek is voor een Banyamulenge-vrouw alleen. Met deze verklaringen start ze een nieuwe procedure. Negen jaar is ze nu hier.
En ondertussen toch ‘gewoon’ die opleiding sociaal werk. Het gezicht van de 28-jarige licht weer op. “Het is geweldig”, zegt ze, “Om te denken, te leren, jezelf te ontwikkelen. Dat levert energie op, thuiszitten kost juist energie.” Ze verheugt zich erop om straks echt aan het werk te kunnen als ambulant begeleider. “Dan kun je bijdragen aan het leven van anderen, mensen helpen.” Ze wil andere asielzoekers helpen om hun leven richting te geven. Nog maar eens: “Ik heb echt geluk.”