Voor deze Bij de Tijd wilde ik stilstaan bij de dag van nationale bezinning, die momenteel in de maak is naar aanleiding van de pandemie. “Wij noemen het geen herdenken,” zegt woordvoerder Gabie Oostervink van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, “maar stilstaan.” Daar heeft driekwart van de Nederlanders behoefte aan.
Ik wilde belichten dat er in dit kader vanuit de kerk actief wordt meegedacht. Zo heeft de Hoofddorpse predikant Coen Wessel contact met het ministerie en denkt mee over de vormgeving van deze dag, waarin naast stilstaan ook verbinding centraal zal staan. Maar toen werden we opgeschrikt door de alarmerende berichten over de oorlog in Oekraïne waarmee dat andere perspectief, zo merkte ik, naar de achtergrond verdween. Hartverscheurend wat er gebeurt, bedreigend ook. Mijn dochter vraagt: mama, denk jij dat er een derde wereldoorlog komt?
Te midden van alle berichtgeving in de media valt me de aandacht voor het aanbod van kerken op. Op veel plaatsen, ook in Groningen, komen initiatieven voor gebedsbijeenkomsten van de grond. “De oorlog in Oekraïne beangstigt ons, maar wij zijn mensen van hoop.” Bij een Amsterdamse mis was de Oekraïense honorair consul te Amsterdam, Emiel de Sévrèn Jacquet, aanwezig.
Al eeuwenlang is de kerk de plek waar mensen – gelovig of niet – met hun zorg en smeekbedes terecht kunnen. “Met het Nationaal gebedsmoment om vrede en recht op Aswoensdag willen we mensen een passend ritueel bieden,” aldus René de Reuver, scriba van de landelijke PKN. Ja, denk ik dan, zo kerk zijn!
Deze turbulente en dreigende tijd is liturgisch ingebed in de veertigdagentijd. Dat heeft iets ‘onverstoorbaars’: wat de omstandigheden ook zijn, de veertigdagentijd dient zich ‘gewoon’ weer aan. Tijdens de pandemie, ook dit jaar. Een periode van inkeer, stilstaan en solidariteit. Een tijd waarin traditiegetrouw het verhaal van Jezus in de woestijn wordt gelezen, waarin staat dat Jezus standhield te midden van de zuigkracht van macht, bezit en ‘oog om oog, tand om tand’.
In het licht van de veertigdagentijd leg ik mijn oor en ziel te luister bij de woestijnmoeders en -vaders uit de eerste eeuwen na Christus, die de radicaliteit van het evangelie diep door zich heen lieten gaan, letterlijk en figuurlijk de woestijn ingingen, om daarmee de strijd aan te gaan met de eigen troebele drijfveren en machtswellust. Zij ondervonden aan den lijve dat hiervoor nodig is ‘geestelijke wapenrusting’: geloof, hoop en liefde.
Dit betekende niet per definitie een pacifistisch standpunt: Als mensen worden uitgemoord en bedreigd, lijkt geweld soms de enige manier om verder geweld tegen te gaan. Juist om wie kwetsbaar is te beschermen. Maar steeds vanuit gerichtheid op de Meester, die in de woestijn verbleef, en standhield te midden van de zuigkracht van macht en ‘oog om oog, tand om tand’. Als het ware een blijvende gerichtheid op de-escalatie. Ingebed in de onverstoorbaarheid van de liturgie van alle tijden en van alle plaatsen:
Heer ontferm U, Kyrie eleison, Gospodi Pomiloeij