Laat God gebeuren

Op 11 november doen de vijf diaconale verkenners verslag van de kennismaking met vijf Groningse woonwijken: de Hoogte, Selwerd, de Oosterparkwijk, Beijum en de Wijert-Noord. Dat gebeurt in de kooromgang van de Martinikerk op de gedenkdag van Sint Martinus. Verslag doen is niet het goede woord. Net als ‘verkenner’ niet de lading dekt van wat zij vanaf april hebben gedaan. De vijf nemen de bezoekers van de avond mee in wat het doelloos lopen door de wijk heeft teweeggebracht. In dit artikel komt alles samen: het verhaal van de vijf en de legende van Sint Martinus, de straat en de kooromgang van de Martinikerk, buurtbewoners en bezoekers van de avond.

Evert Jan Veldman
Theologisch artikel20
Sint Maarten snijdt een deel van zijn mantel, Joost Cornelisz. Droochsloot, 1623 (uitsnede)

Doelloos lopen

Heb je niet wat beters te doen dan doelloos lopen? Er liggen klussen genoeg die geklaard moeten worden en er zijn problemen te over die schreeuwen om een oplossing. Armoede bijvoorbeeld. Waar ben je er anders voor als Diaconie? Toch is doelloos lopen, met al je antennes uit, een beproefde methode om dicht op het alledaagse te komen in een woonwijk.

We kennen de stad vooral omdat we er doorheen fietsen van A naar B of van achter het raam van de deeltaxi. Van afspraak naar afspraak, van noodzaak naar noodzaak. Doelgericht. En in de hoop zo weinig mogelijk tijd kwijt te raken door een opstopping in het verkeer. Doelloos lopen doe je met de smartphone op standje ‘niet storen’. Je kijkt, je ruikt, je luistert, je voelt. Wat doet het met me? Ja, dat is de clou: je staat niet in de actiestand. Jij doet niet iets. Het doet iets met jou: het lopen door een straat, het zitten op een bankje, gegroet worden door een onbekende, het luisteren naar geritsel, de geur opvangen van een gerecht. Dat is wat de vijf in de achterliggende maanden hebben gedaan.

Dat is niet niks. De schil wordt dun. Je wordt benaderbaar. En de wijk geeft je te denken. “Ik had een idee over wat armoede was, maar hoe langer ik hier rondloop, hoe minder goed ik het weet”, zei een van de verkenners tijdens de tweewekelijkse intervisiebijeenkomst. De anderen knikten. Wat heeft dit met kerk te maken? Meer dan je denkt. De wijze van werken is veertig jaar geleden ontstaan binnen de werksoort Urban and Rural Mission van de Wereldraad van Kerken. Met als kenmerkende oneliner: ‘Sit where people sit and let God happen’ (‘Ga bij mensen zitten. Wees daar waar zij zijn. En laat God gebeuren’).

Sint Martinus

Onderweg van A naar B komt de militair Martinus met zijn legereenheid in dienst van de Romeinse keizer aan bij de stadspoort van Amiens. Het is de vierde eeuw na Christus. In zijn doelgerichte missie laat Martinus zich storen door een bedelaar langs de kant van de weg, die hem om Christus’ wil een aalmoes vraagt. Martinus gaat te paard. Het ligt in de lijn om aan deze mens voorbij te zien of om een ondergeschikte te bevelen een aalmoes te geven. In plaats daarvan stapt Martinus uit zijn routine. Hij daalt af. Er gebeurt iets tussen die twee. Martinus snijdt zijn soldatenmantel met het zwaard in tweeën en geeft de helft aan de bedelaar. Een goede daad, zo wordt het doorgaans geïnterpreteerd. Maar het is een vorm van obstructie. De helft van de mantel was van Martinus, de andere helft was bezit van de keizer. Martinus deelde niet. Hij verscheurde het contract met de keizer ten gunste van een mens aan de zijlijn. In een droom verschijnt dan Christus aan hem met de helft van zijn mantel om zich heen geslagen: ‘wat je gedaan hebt aan één van dezen, mijn geringste broers en zussen, heb je mij gedaan!’

Wie zich voortdurend van A naar B spoedt en zich laat leiden door doelgerichtheid, loopt gerede kans om de ontmoeting met Christus mis te lopen. De bedelaar was geen goed doel en geen object van zorg, waarna de routine weer kon worden opgepakt. Ontmoeting is al gauw obstructie. Als je niet op je tellen let, kan God zo maar gebeuren.

Martinikerk

De presentatie van de vijf verkenners op 11 november speelt zich af in de kooromgang van de Martinikerk. Straat en kooromgang kruisen elkaar. Met Sint Martinus als patroonheilige van de kerk, kan zo maar ineens de vraag oppoppen van wie deze kerk is. Met liefde wordt ze wel ‘de kerk van Stad’ genoemd. Maar is ze dat ook? En dan bedoel ik niet de stad uit de reclamefolders, maar de stad die zich aan jou laat zien als je doelloos rondloopt. Het is een vraag die alle kerkgebouwen aangaat. Krijgen ze van ons de kans om een beschutte plek boven de straat te worden? Of blijven stad en straat een plaatje bij het bekende christelijke praatje over barmhartigheid en over helpen waar geen helper is? Terwijl we verder leven met de geruststellende gedachte dat het ónze kerk is. Martinus sneed meer door dan alleen zijn mantel. Hij maakte in de ontmoeting met de bedelaar een eind aan het contract met de keizer. Als wij het kerkgebouw nou eens vergelijken met de mantel van Martinus, aan welk contract maken wij dan een eind? En wat krijgen we ervoor terug?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief