Het is paastijd, en voor mij staat dat gelijk aan het echte begin van de lente. Vaak begint rond deze tijd het gefluit van vogeltjes steeds meer op te vallen, de zon schijnt vaker, en hoewel het nu ook nog wel wisselvallig is, gaan mensen toch al meer naar buiten.
De bloemetjes bloeien weer in tuinen en er wordt alweer nagedacht over zomervakanties en dergelijke. Rond deze tijd maakten wij vroeger op school werkjes met vogelveertjes en blaadjes, en leerden we over het nieuwe jonge dierenleven dat overal begint.
Misschien is deze lente op dit moment nog wel meer een nieuw begin dan normaal. Ten eerste wordt het zo langzamerhand weer warm genoeg dat een paar van de meest schrijnende energierekeningen naar beneden kunnen gaan. En ten tweede lijkt er eindelijk een nieuw geluid in de politiek te ontstaan dat veel mensen beter lijkt dan het oude, getuige de enorme ommezwaai naar de BBB tijdens de provinciale statenverkiezingen. Maar zal dit een opluchting zijn? Dat blijft toch maar speculatie.
Terwijl op het boerenland nieuw jong vee geboren wordt, wordt over het lot van deze dieren nog steeds ver weg beslist in een grote stad. Terwijl de natuur opnieuw tot leven komt, beslissen mensen in ivoren torens wat ermee moet gebeuren. Mag de natuur elk jaar in de lente weer in haar volle glorie tot bloei komen? Of verdelen we haar in blokjes land waarop maar één soort per keer mag groeien? Hebben wij mensen het recht om de natuur als voorwerp te gebruiken?
Aan de andere kant voelt het ook als een groot onrecht dat de levens van mensen zomaar plaats moeten maken voor een natuurgericht stikstofbeleid. Boeren die hun bedrijven kwijtraken, mensen die geen nieuwbouwwoning krijgen, is dat alles het echt waard? Ik kan me moeilijk voorstellen dat het opgeven van zo veel wat we nu in Nederland hebben de natuur veel anders of beter zou kunnen maken dan ze nu is, ook al liegt de wetenschap niet.
Ik vroeg me af hoe dit komt. Ik denk dat ik de natuur gewoonweg niet ten volle ken. Ik hoor de vogeltjes, ik ruik de lente, maar hoe vaak kom ik nou echt in de natuur? Soms wandel ik in het plantsoen of het Stadspark: natuur, maar heel kleinschalig en aangelegd door mensen. Ik kan er ook moeilijk alleen zijn met de natuur. Soms, als ik in de zomervakantie reizen maak, kom ik echt met de natuur in aanraking. Ik dompel me helemaal onder in vreemde planten en dieren, en snuif die nieuwe lucht op dat het een lieve lust is. Maar na twee weken ben ik weer thuis in ons kleine, volgebouwde landje en dan vergeet ik alles weer. Wat staat de natuur voor veel van ons toch ver van ons af.
Deze gedachte is enigszins deprimerend. Maar het is nog niet te laat, toch? We kunnen de natuur opzoeken, zelfs op plekken in Nederland. De Veluwse bossen of het waddengebied kunnen ons veel over onszelf en onze aarde leren. En over de grens in Duitsland en andere landen in Europa zijn nog veel meer grote lappen natuur waar we ons vrij kunnen voelen om de natuur te ontdekken. Pas wanneer ik deze kans beter heb benut kan ik een oprechte mening vormen over alles wat er nu in de politiek gaande is rondom ons groen en ons boerenland.