Lofzang gaande houden
Helmer Roelofs, cantor Damsterboord

Er is heel wat veranderd sinds de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw in de kerk. Koren en cantors kwamen bijna niet voor. In de Stefanuskerk speelt de cantor een grote rol, bij andere gemeenten zijn het ook het koor of de cantorij. Een reden om in gesprek te gaan met Helmer Roelofs, die ik in de Stefanuskerk heb leren kennen als een bevlogen cantor.

Alice Henkel
Stadjer22.JPG
Helmer Roelofs, foto: Alice Henkel

Heel wat mensen kennen Helmer Roelofs als medewerker van INLIA, maar vandaag gaat het alleen maar over kerkmuziek. Helmer groeide op in Blijham en ging daar al vroeg met zijn moeder naar de zondagsschool en de kerk, waar zij ook actief was. Zijn oudere broer en vader deelden daar niet in, die gingen naar voetbal. De kerk heeft een Van Oeckelen-orgel uit 1862 en dat orgel fascineerde hem van jongs af aan. Daar wilde hij wel iets mee. “Dat was nog een stap te ver, eerst leerde ik blokfluit spelen van een rondreizende muziekleraar uit Emmen, die op zaterdagen zaaltjes huurde in dorpshuizen en daar aan belangstellenden muziekles gaf. Mijn ouders vonden dat wel handig, dan hoefde ik niet naar de muziekschool in Winschoten. Na de blokfluit kwam er nog de gitaar bij. Door de oliecrisis in 1972 kon de muziekleraar niet meer rondreizen door gebrek aan benzine en ging ik alsnog naar de muziekschool in Winschoten. Daar heb ik eerst ook nog gitaar gespeeld, maar ja, dat orgel lonkte.”

Vuurdoop
“Mijn moeder zorgde ervoor dat ik in Blijham op het orgel mocht oefenen, want thuis hadden we geen enkel instrument.” De kerkenraad stelde toen wel, dat hij als tegenprestatie ook bij diensten moest invallen, want ook toen was er al een tekort aan organisten. “Zo ben ik er dan als jongen van zestien, zeventien in gerold.” Na ongeveer een half jaar les vond men dan ook dat hij moest beginnen. Samen met de dominee werd er gekeken wat hij al kon spelen en daaromheen werd de dienst opgebouwd. Alles was keurig gepland, ergens midden in de zomervakantie zou hij dan voor het eerst spelen. Hij studeerde er ook ijverig voor met eenvoudig gezette psalmen en gezangen. Een week ervoor zat hij als kerkganger met zijn moeder in de kerk, toen er geen organist kwam opdagen. Men keek toen naar Helmer, zo van: je zou toch al volgende week, dus ga maar.

Na deze vuurdoop liep het wel. “Je groeit erin en dat doe ik tot op de dag van vandaag. Toen ik in Groningen Engels ging studeren, zat ik op eerstejaarskring van het GSp bij dominee Arie de Leeuw, waar we het hadden over de liturgie. Toen wilde ik meer weten over hoe dat zit met de liturgie en de orde van dienst, het kerkelijk jaar en hoe zo’n dienst in elkaar zit.” Op een gegeven moment kwam hij in Lewenborg wonen en werd daar gevraagd organist te worden voor de gereformeerde gemeente in de Emmaüskerk. Wat later werd hij gevraagd door Adri Sevenster van de hervormde gemeente Oosterhunze om de cantorij over te nemen. En zo kwam hij terecht in het cantorijgebeuren. “Dat was wel een sprong in het diepe, want zoiets had ik nog nooit gedaan. Ik zong wel bij het studentenorkest Bragi en had daar al wel het één en ander geleerd over koorzang.” Intussen zijn de gemeenten samengegaan in de gemeente Damsterboord als onderdeel van de PKN.

Cantor
Helmer zong ook, eerst als gastzanger en daarna steeds vaker, in de cantorij van het GSp. Eens in de drie weken zong de cantorij bij de Martinidienst in de Martinikerk. Langzaamaan is dat minder geworden en een aantal jaren geleden is de cantorij ook opgeheven. Helmer werd als cantor gevraagd door de gemeente Noordwolde-Zuidwolde voor hun kleine cantorij. Er vinden tegenwoordig ook af en toe gezamenlijke diensten plaats met Ten Boer, zoals in de veertigdagenvespers. “Ik ben nu net begonnen bij de cantorij in Ten Boer, die zonder cantor zaten, en ben bezig met de voorbereidingen voor de kerstdienst.” Naast al deze activiteiten begeleidt Helmer nog steeds één keer in de acht weken als organist een kerkdienst in Blijham.

Tijdens de coronaperiode kon eigenlijk niets, maar in de Stefanuskerk wilde men wel de lofzang gaande houden. De diensten werden uitgezonden, een paar mensen mochten naar de kerk komen en zo konden er veel nieuwe liederen gezongen worden. De gemeente kon kennis maken met liederen die anders nooit gezongen zouden zijn. “Het was een soort van getijdendienst met een kloosterachtige sfeer. Ik heb dat toen heel bijzonder gevonden. Daarmee is eigenlijk de traditie ontstaan dat er iedere zondag een cantor is. Dat biedt allerlei liturgische mogelijkheden met een antifoon, wisselzang, een nieuw lied instuderen of samen zingen.”

Afsluitend zei Helmer nog: “Ik voel me een klein radertje in een eeuwenlange traditie; de lofzang moet doorgaan.”

cover nummer 23.JPG

Editie 22 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief