In het Drents Museum in Assen is tot 7 januari de tentoonstelling ‘Op reis met Vincent’ te zien. Er hangen schilderijen en tekeningen die hij maakte tijdens een verblijf in het najaar van 1883 In Drenthe. Tussen tijdgenoten en voorgangers die hem inspireerden. Daar viel me ineens op dat vrijwel alle mensfiguurtjes op de schilderijen gebogen staan. Het ontroerde mij, al die kromme figuurtjes, gebukt om te planten, te rooien, te maaien, te bakken, de trekschuit te trekken of onkruid te verbranden. Ze getuigen van zorg en toewijding aan dit aardse bestaan.
In de kunstgeschiedenis daalt Christus steeds verder af. In de middeleeuwen troont hij nog op de regenboog met zijn voeten op de aarde. Maar in de eeuwen erna verruilt hij de hemel voor de aarde en wordt hij steeds menselijker verbeeld. Bij Rembrandt is het een sympathieke joodse jongen die amper op zou vallen tussen de omstanders, ware het niet dat hij een centrale plek inneemt of op een bijzondere manier het licht vangt. Vincent van Gogh vond Rembrandt een van de weinige schilders die Christus op een geloofwaardige manier afbeeldde.
Een verstopte Christus
Met Kerst vieren we hoe God mens wordt. Uit zijn hoge hemel daalt hij af naar een tochtig schuurtje in Bethlehem. Incarnatie, noemen we dat met een duur woord. God krijgt een lijf met een buik die kan kriebelen, ogen die kunnen glinsteren en een rug die pijn doet bij het bukken. Wandelend door de vier verschillende ruimtes in aardse tinten, stuitte ik in het Drents Museum op het onkruidbrandertje. Gebogen over een lichtpuntje verbindt hij hemel en aarde. Ik dacht: ‘Stel dat Christus nog verder af kan dalen dan bij Rembrandt. Zover dat hij niet in een keer als zodanig is te herkennen. Zou hij zich dan verstopt kunnen hebben in dit gebogen figuurtje dat de nacht laat lichten?’
Lekenprediker
Voordat hij besloot kunstenaar te worden, werkte Vincent van Gogh in de kunsthandel van zijn oom en als lekenprediker. Kunst en geloof verbonden zich in zijn persoon. Zijn eerste keus was geloof en kerk. Hij werkte en leefde als lekenprediker tussen de arme mijnwerkers in België. Maar hij brak met de kerk. Of beter gezegd: de kerk met hem. Hij verbond zich zozeer met het lot van de mijnwerkers dat hij na een ongeluk zijn laatste brood met hen deelde en zijn enige hemd afstond als verband. Zijn vereenzelviging met de minderbedeelden ging ten koste van zijn eigen gezondheid. Wellicht wilde de kerk hem behoeden voor zijn grenzeloze naastenliefde. Maar volgens de officiële lezing beschikte Vincent volgens haar niet over de gave van het woord. Ik kan me er iets bij voorstellen. Zijn eerste brieven staan vol met voorspelbare, gestolde geloofstaal uit zijn tijd. Alsof hij zijn eigen woorden niet kon vinden. Na zijn ontslag als lekenprediker besluit hij in 1880 zich te wijden aan de gave van het beeld. Er volgt een jarenlange worsteling met potlood, kwasten en verf. Van Gogh was geen natuurtalent als Picasso. Hij moest afzien en ploeteren om stap voor stap zijn eigen beeldtaal te vinden.
Onvoorwaardelijke liefde
Ondanks de breuk tussen Van Gogh en de kerkelijke instanties, brak hij niet met zijn geloof. Het ontwikkelde zich samen met zijn beeldende vaardigheden in de vrije ruimte van zijn kunstenaarschap, los van knellende kerkelijke patronen. In het goddelijke licht van de zon zaait de boer zijn graan, rijpen het koren en de zonnebloem, sterft de graankorrel in de aarde voor hij zijn vruchten geeft. Wie het zien wil, kan het zien. Christus geeft zich bij Van Gogh met onvoorwaardelijke liefde aan de aarde en gaat erin op. Hij is niet meer als zodanig te herkennen, maar licht op in vrijwel ieder schilderij. En nu en dan in een van zijn brieven.
Pure scheppingskracht
Op 26 juni 1888 schrijft hij aan zijn schildersvriend Émile Bernard: “Christus is als kunstenaar groter dan alle andere kunstenaars. Hij versmaadt marmer, klei en verf, maar werkt in levend vlees. De ongeëvenaarde kunstenaar Christus maakte geen standbeelden, schilderijen of boeken. (…) Deze kunstenaar liet zich niet in met het schrijven van boeken over ideeën (gevoelens). Maar hij had heel wat minder minachting voor het gesproken woord, vooral voor de parabel (wat een zaaier, wat een oogst, wat een vijgenboom!) (…) Die gesproken woorden die hij zich niet eens verwaardigde om op te schrijven, vormen een van de hoogtepunten van wat bereikt is in de kunst. Pure scheppingskracht.”
Kijk, dat onkruidbrandertje met zijn beide voeten in de klei, kromgebogen over zijn vuurtje waarmee hij de grond zorgvuldig zuivert van onkruid dat verstikt wat weerloos en van waarde is. Zijn gebukte gestalte verbindt in zijn toewijding aan de grond, de aarde met de hemel. Het licht kringelt met de rook omhoog en streelt heel even zijn schouder. Is hij niet een parabel waarin Christus zelf oplicht?