De moeder de vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Martinus Nijhoff
Op de Noordzeebrug, de brug tussen de Stad en het Hogeland, staan sinds september 2016 twee bijzondere Groninger dichtregels langs de fietsstrook. De beide dichtregels zijn geschreven door Jan Glas en ze passen precies bij deze brug. De mooiste van de twee volgt de fietser die de stad inrijdt: “ik voar nait vot ik voar weerom”. Het lijkt op een echo van ander gedicht over een brug, een gedicht rond de brug van Zaltbommel; één van de bekendste Nederlandse gedichten.
De moeder de vrouw
In april 1934 schreef Martinus Nijhoff (1893-1953) het gedicht ‘De moeder de vrouw’. Als een soort vertelling wordt eerst beschreven hoe de ik-persoon naar Zaltbommel reist om de pas gebouwde brug over de Waal te bekijken en daar een minuut of tien uit te rusten. Maar daarna komt een draaipunt in het gedicht:
"laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken."
Hier wordt een mens geroepen, net als in het Oude Testament profeten zoals Samuel of Elia geroepen werden. Ook in dit gedicht volgt dan een soort opdracht, ook hier moet iets belangrijks gebeuren: de ik-persoon moet kijken en luisteren naar een vrouw op een schip:
"Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren."
Deze vrouw staat aan het roer, zij bepaalt dus de koers van het schip en zij zingt. Door het varen en door het zingen van psalmen wordt zij de moeder. Daarbij weerklinkt één duidelijke psalmregel: “Prijs God, Zijn hand zal u bewaren.”
De dichter
Volgens het verhaal gebruikte Martinus Nijhoff een paar gebeurtenissen om het gedicht ‘De moeder de vrouw’ te componeren, gebeurtenissen die hij tijdens een fietstocht van een vriend hoorde. Deze vriend, Hans Philips, vertelde dat hij op Tweede Kerstdag 1933 met zijn hond op de nieuwe Waalbrug bij Zaltbommel wandelde toen hij ineens op de grote, lege rivier een schip zag aankomen. Een vrouw die alleen aan dek stond, zong psalmen. Ook vertelde Hans Philips dat hij eens tijdens een andere wandeling een vrouw aan het water zag staan die sprekend op zijn moeder leek.
In 2016 werkte dichter Jan Glas met ritme en beginrijm (“ik voar nait vot ik voar weerom”) bij zijn gedicht voor de Noordzeebrug. Martinus Nijhoff deed dat in 1934 ook (“Bommel om de brug”) en hij gebruikte ritme en eindrijm. Toch maakt vooral de inhoud het gedicht ‘De moeder de vrouw’ zo bijzonder: de uit de oneindigheid komende vrouw op het water, de moeder die psalmen zingt.
De psalmen
In het ‘Liedboek voor de kerken’ uit 1973 (het liedboek dat tot het huidige ‘Liedboek zingen en bidden in huis en kerk’ uit 2013 veel gebruikt werd), staat in het register over Martinus Nijhoff dat hij een van de medewerkers aan de Nieuwe Psalmberijming was. En dat hij de tekst van Gezang 422 schreef. Nijhoff was dus een kenner van de bijbelse psalmen en de berijmde, gezongen psalmen. Toch heeft hij met opzet als slotregel van zijn gedicht gekozen voor een nieuwe psalmregel, een psalmregel in eigen woorden: “Prijs God, zijn hand zal u bewaren.”
Het lijkt op een Nieuwe Psalmberijming van Psalm 121 vers 4 zoals die gezongen werd in 1934, de tijd van Nijhoff en van het gedicht ‘De moeder de vrouw’. Kijk en luister maar:
"De Heer zal u steeds gadeslaan,
opdat Hij in gevaar
uw ziel voor ramp bewaar’."