Op een militaire begraafplaats in Vladslo in België liggen meer dan 25.000 Duitse jongens begraven die stierven in de Eerste Wereldoorlog. In symmetrische rijen, hun namen gebeiteld in lange rijen vierkante stenen. Per steen hooguit twintig namen. Een van hen is Peter Kollwitz, zoon van Käthe en Karl Kollwitz. Dichtbij zijn graf staan twee beelden die Käthe Kollwitz maakte: een man en een vrouw die daar samen treuren. Zijzelf en haar man Karl, maar in hen ook al die andere ouders die de naam van hun kind in die stenen moeten lezen.
In de kunstviering in de Martinikerk op zondag 23 april vertelde Grietje Ziengs het indrukwekkende verhaal over dit treurende ouderpaar. Indringend, in deze tijd waarin wij oorlogsslachtoffers wereldwijd gedenken, terwijl in Oekraïne nieuwe oorlogsslachtoffers vallen.
Käthe Kollwitz (1867-1945) was een grafisch kunstenaar en beeldhouwer die in haar werk een leven lang mensen zichtbaar maakte die veelal buiten beeld blijven. Zoals de mensen met wie haar man Karl als fondsarts werkte in een arme volksbuurt in Berlijn. Steeds weer duikt in haar werk het beeld op van een moeder met haar dode kind. Daarin balt het verdriet zich samen van mensen die in zulke extreme omstandigheden leven dat ze hun kinderen niet kunnen beschermen.
Het is wonderlijk dat juist dit grote verdriet ook henzelf overkomt nadat hun zoon Peter zich in het begin van de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger aanmeldt. Ze zijn niet in staat om hem tegen te houden en hij sterft al in oktober 1914, 17 jaar oud. Het verlies tekent haar leven en haar werk. Maar ook andersom, het verlies van haar zoon geeft haar werk een andere lading. Ineens kijken wij met heel andere ogen naar die beelden die zij maakte van moeders met hun gestorven kinderen.
In Berlijn staat aan de boulevard Unter den Linden een gebouw met een turbulente geschiedenis. De Neue Wache. Een klein neo-klassiek tempeltje met zuilen ervoor. Toen Käthe Kollwitz nog leefde, werden in dit gebouw de gevallenen uit de Eerste Wereldoorlog herdacht. Hitler zelf legde er meerdere malen een krans en schroomde niet om de dood van al deze jongens en mannen te gebruiken in zijn oorlogsretoriek. Ook de dood van Peter Kollwitz. Na de Tweede Wereldoorlog werd het zwaar beschadigde gebouwtje hersteld. De DDR-regering herdacht daar later ‘de offers van fascisme en militarisme’ en lijfde de slachtoffers in haar eigen communistische geschiedschrijving in.
Na de val van de muur zocht men een nieuwe bestemming voor deze met retoriek en militair vlagvertoon besmette plek. Het enige beeld dat werkelijk weerstand kan bieden aan deze geschiedenis, is een beeld van Käthe Kollwitz. Een piëta: de moeder met haar dode zoon. Nu zit zij daar alleen, met in haar armen en tussen haar benen haar levenloze jongen. Moeder Maria met haar dode zoon die de wereld in zich draagt: Käthe Kollwitz met Peter en al die moeders die hun zoon niet hebben kunnen beschermen tegen de hardheid van de wereld.