Liberaal Christendom (www.liberaalchristendom.nl) organiseerde dit jaar weer een preekwedstrijd. Dit jaar was het over de zogenoemde 'struikelteksten' in de Bijbel, teksten die in de loop van de geschiedenis voor een hoop misinterpretatie en laten we het maar ronduit zeggen: ellende gezorgd hebben. Er waren twee categorieën: theologen en niet-theologen, die konden meedoen, en ikzelf deed mee in de categorie niet-theologen. Er waren ongeveer zeventig inzendingen - en ik heb niet gewonnen. De inzendingen van de terechte winnaars kunt u nog teruglezen op de website van Liberaal Christendom. Het toeval wilde dat onze dominee in de Stefanuskerk in Noorddijk, Jan Wilts, deze zomer een project deed over Leviticus - een aantal weken achter elkaar nam hij daar een tekst uit om zijn overweging over te houden. In dat kader mocht ik deze preek onder zijn auspiciën daadwerkelijk houden in de Stefanuskerk, op 22 augustus jongstleden. Die preek leest u hieronder.
De tekst waarover ik mijn overweging houd, is Leviticus 20:13:
Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten.
Beste mensen,
Wij lazen vroeger, in mijn jeugd, aan tafel het jaar door, de hele bijbel, van Genesis 1 tot en met Openbaring 22, en sloegen geen vers over. De voor kinderen oersaaie geslachtsregisters, de harde voorschriften uit Leviticus: mijn vader las het allemaal mijn kinderoren in, zonder uitleg, zó uit de grote-mensen-bijbel. Daar hoorde ook dit bijbelvers bij dat we net lazen, in een iets andere vertaling. En wat erger was: elk woord uit de bijbel gold als Gods onfeilbaar woord, daar had je naar te leven. Bij wie de bijbel zó leest, is veroordeling van homoseksualiteit op basis van deze tekst haast een vanzelfsprekendheid.
Tegenwoordig zijn we wat kieskeuriger bij het lezen van de bijbel: we lezen liever Paulus’ lofzang op de liefde dan zo’n akelig vers. We worden als christenen niet graag geassocieerd met rabiate moslims die homo’s laten ophangen in Iran. Het stuit ons tegen de borst, het gaat tegen ons moderne levensgevoel in. Artikel 1 van onze grondwet verwoordt dat moderne gevoelen goed: discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. De Tweede Kamer wil, wellicht ten overvloede, daar ook nog seksuele geaardheid aan toevoegen. Zó belangrijk vinden wij dat, tegenwoordig, in Nederland.
En terecht: het hoeft weinig betoog dat dit nog niet eens zo lang geleden hier, en in andere landen nu nog steeds niet vanzelfsprekend was en is. In Oeganda kun je vermoord worden, als je uit de kast komt. Rond 1730 schreef hier vlakbij Groningen ene dominee Bijma een boekje over de gruwelijke zonde van de sodomie. Een verwijzing naar Leviticus stond er zeker in. Gebruikmakend van deze kerkelijke leer executeerde een grietman, een lokale bestuurder, op één dag, 23 jongens en mannen op het schavot; dominee Bijma stond erbij en sprak vooraf, terwijl de jongens al op het schavot stonden, een lang gebed uit. Of al deze veroordeelden “homo’s” waren in onze zin van het woord? Welnee, vast niet – eerder jongens, jongemannen die zich in een dronken bui liederlijk gedragen hadden. Maar Sodom werd erbij gehaald, en deze tekst uit Leviticus ook. Deze tekst is, moeten we vaststellen, kwaadaardig gebruikt. Pas eind vorige eeuw werden homoseksuelen voor de wet volkomen gelijkgesteld. En toch is ook nu nog praktiserend homo zijn in conservatief-reformatorische kring problematisch.
Maar wat dan?
Moeten wij ons dan alsnog schamen voor Leviticus? De tekst achter slot en grendel zetten, alleen te lezen door geschoolde theologen, zoals Mein Kampf door erkende historici? Onze eerste verdedigingslinie tegenover deze tekst is: hem negeren, net doen alsof hij niet geschreven is, er in elk geval niet over spreken of preken. Kunt u zich heugen dat dit vers onderwerp was van een overweging? Maar de bijbel is toch geen grabbelton van tegeltjeswijsheden, waaruit we alleen de ons aansprekende teksten kunnen vissen?
We zouden ons om te beginnen kunnen realiseren dat deze voorschriften uit Leviticus zich niet één op één laten vertalen naar de situatie van nu. Homoseksualiteit zoals wij die vandaag kennen, homoseksuele relaties in liefde en trouw waren toen niet bekend. We moeten bij dit vers wellicht eerder denken aan heidense praktijken die gangbaar waren in het land waar de Israëlieten binnentrokken; niet voor niets lazen we verderop in Leviticus: ‘Neem niet de gewoonten over van het volk dat ik voor jullie verdrijf’. Waaraan we daarbij moeten denken, weten we niet precies – tempelprostitutie, incest, pederastie, dat is de liefde van volwassen mannen voor zeer jonge jongens… De context van toen was wezenlijk anders dan die van nu. En daarom alleen al mogen we deze tekst tweeëneenhalf duizend jaar later nooit en te nimmer gebruiken om er anderen mee om de oren te slaan over de manier waarop ze elkaar liefhebben – laat staan als gevaarlijk wapen in handen van bekrompen lieden geven. Ik denk zomaar dat Gods liefde ons niet indeelt zoals wij mensen doen; LGBTI-plus, Lesbisch, Gay, Biseksueel, Transgender, Interseksueel en wat dies meer zij (ik mis de H van Hetero nog – ook zo’n afwijking). Misschien kunnen wij het ooit ook nog eens leren anderen als individu en eigenheid te zien, compleet, en niet te benoemen naar één bepaalde eigenschap!
Maar er is nog wat anders; de manier waarop wij geneigd zijn de bijbel te lezen… Misschien zien we de bijbel toch ook nog te veel als in beton gegoten, als een eenmaal vastgestelde en daarna nooit meer te veranderen waarheid.
Zelf kwam ik langzaamaan tot het besef, en daar had ik de liedregel: ‘die chaos schiep tot mensenland’, bij nodig, dat er vóór Leviticus wetteloosheid, chaos was. Dat dit boek met leefregels, spijswetten, seksuele wetten, in onze ogen bloeddorstig en primitief en wel, een eerste aanzet was tot regulering, tot ordening. Daarmee staat het in de lijn van Gods liefde voor ons, Gods liefde die een goed leven mogelijk maakt in een land waar ‘recht en vrede elkaar begroeten met een kus’, zoals we net lazen in het psalmgebed. Maar daarmee was die ontwikkeling niet klaar!
Als een peuter die brabbelt, een kind dat babbelt, een volwassene die spreekt en, oud geworden, ook weet te zwijgen: zo zijn ook onze wetten volwassener geworden. Gods openbaring is niet gestopt toen de laatste schrijver van de bijbel zijn pen neergelegd heeft – dat veronderstellen zou pas echt ongelovig zijn. Zij blijft ook spreken in de ontwikkeling van onze beschaving en wetgeving. Af en toe sluipt het kwaad daarin, het is twee stappen voorwaarts, één stap terug. Uiteindelijk zijn we dan in die ontwikkeling bij ons artikel 1 van de grondwet uitgekomen – en ook daaruit spreekt Gods liefde. Als we Leviticus 20 vers 13 erkennen als vrucht van diezelfde boom, die van Gods liefde – en dat kostte uitleg en moeite genoeg om het zó te zien – dan mogen we zeggen:
Die tekst waarover het vandaag ging, staat niet lijnrecht tegenover artikel 1 van onze grondwet, maar is een verre voorouder ervan…
Amen.