Rebelse genieën
Marga Baas

Een tijdje geleden bezocht ik museum Voorlinden in Wassenaar. Tot en met 25 februari 2024 is er een tentoonstelling van Anselm Kiefer te bezichtigen, de invloedrijke en vernieuwende kunstenaar die in zijn werk vaak aspecten van de Duitse geschiedenis verbeeldt. De tuinzaal van het museum is door hem omgetoverd tot een enorme kijkdoos. We zien een sprookjesachtig winterlandschap met besneeuwde bomen, knoestige stronken en gigantische paddenstoelen. Helemaal vooraan staat een oud ziekenhuisbed op wielen. Op de loden dekens ligt een roestig machinepistool. Kiefer gaf deze kijkdoos de naam ‘Winterreise’, naar de liederencyclus uit 1827 met teksten van Wilhelm Müller, getoonzet door componist Frans Schubert. De liederen bezingen een mens die dolend op winterse wegen op zoek is naar zijn bestemming. In het winters decor van Kiefer zijn de namen te ontwaren van diverse dichters en denkers uit de Romantiek, aangevuld met degenen die in hun spoor zijn verdergegaan.

Een van de namen is die van de vroeg-romantische dichter Novalis, pseudoniem van Friedrich von Hardenberg – iemand die we ook in het Liedboek aantreffen als de auteur van onder andere het bekende paaslied ‘Ik zeg het allen dat Hij leeft’. Zijn naam lijkt niet direct te rijmen met de naam die Kiefer op het voeteneinde van het ziekenhuisbed heeft geschreven: Ulrike Meinhof, de radicale journaliste die zich aansloot bij de Rote Armee Fraktion, een gevangenisstraf van acht jaar kreeg opgelegd en op 9 mei 1976 dood in haar cel werd gevonden. Kiefer heeft een kritische visie op de ontwikkeling die in de periode 1798-1835 in gang is gezet. Hij stelt de vraag of de mens in de loop van de romantische zoektocht naar vervulling en zin uiteindelijk niet zichzelf verliest.

Maar wat houdt de Romantiek eigenlijk in? Wie daar meer over te weten wil komen, verwijs ik graag naar het schitterende boek van Andrea Wulf Rebelse genieën. De eerste romantici en de uitvinding van het ik. Het leest als een meeslepende roman. De schrijfster voert ons mee naar het Jena rond 1800. Door een samenloop van omstandigheden groeide dit aanvankelijk bescheiden Duitse universiteitsstadje binnen enkele jaren uit tot een bijna onvoorstelbare samenballing van intellect, creativiteit en verbeeldingskracht.

Hoogleraren kregen hier de gelegenheid vrijgevochten ideeën te doceren. Ze ontmoetten er andere denkers, dichters en kunstenaars – allemaal even briljante buitenbeentjes. Zo werd Jena het trefpunt van de al genoemde Novalis, Johann Gottlieb Fichte, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Alexander von Humboldt, Wilhelm von Humboldt en diens vrouw Caroline, Friedrich Schelling, Friedrich von Schiller, August Wilhelm Schlegel en zijn broer Friedrich (bevriend met de theoloog Friedrich Schleiermacher), Ludwig Tieck en Dorothea Veit. Nestor van dit veelkleurige gezelschap was Goethe, die vanuit zijn woonplaats Weimar regelmatig naar Jena afreisde. Een aantal van deze coryfeeën zag elkaar regelmatig in de salon van Caroline Böhmer-Schlegel-Schelling, de muze van de Jena-kring. Zij betoonde zich niet alleen een charmante en geestige gastvrouw, maar was een scherpzinnig criticus, schrijver en vertaler.

Ze stelden elk op eigen wijze het gebrek aan politieke vrijheid en de heersende maatschappelijke ongelijkheid aan de kaak. Tegenover de onttovering van de wereld zetten deze rebelse genieën de macht van de verbeelding in. In wetenschappelijk onderzoek en essays, in gedichten en dromen, maar ook door verre reizen naar nog onbekende oorden overschreden ze talloze scheidslijnen en grenzen. Zo belichaamden zij de ‘Sehnsucht’, het verlangen naar een andere wereld van schoonheid en harmonie.

Kiefer plaatst met zijn kunst een waarschuwende kanttekening: waar het verlangen grenzeloos wordt, mondt het uit in vernietigend geweld…

Andrea Wulf, Rebelse genieën: De eerste romantici en de uitvinding van het ik
Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2022
ISBN 978 90 450 5012 6 | € 29,99

Boekbespreking23
Voorkant nummer 23.JPG

Editie 23 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief