De Nieuwe Kerk in Stad is het eerste kerkgebouw in de provincie Groningen dat is gebouwd voor de protestantse eredienst. Met de zogenaamde reductie in 1594 was Groningen overgegaan tot het protestantisme. Van toen af vonden er in kerkgebouwen die oorspronkelijk voor de katholieke eredienst waren gebouwd, protestantse vieringen plaats. Maar wie de ‘puur protestantse’ Nieuwe Kerk binnenloopt, treft aan de buitenkant en binnenkant van het ingangsportaal toch sporen aan van het ‘paapse’ Rome
“Tot roem, eer en verering van de enige ware God, hebben het bestuur en de bevolking van Groningen deze kerk gebouwd, bestemd en gewijd. De eerste steen is gelegd op de zevende juni van het jaar der verlossing 1660 door de zeer edele en vooraanstaande burgemeesters Adolph Lauwens, Allard Aldringa, Johan Coenders en Gerhard Swarte.” Foto: Betsy de Jong-Crane
“Bij de gratie Gods zijn in het jaar 1665 – op kosten van deze stad, door zorgvuldig beleid van het zeer aanzienlijke en edelachtbare stadsbestuur, tot eer van God best en hoogst, voor het gebruik als kerk en tot ornament van de stad – alle werkzaamheden aan dit kerkgebouw voltooid en volmaakt, onder het burgemeesterschap van de heren Johan Tjassens, Regnerus Tjaerda, Johan Wichers en Joan van Julsingha.” Foto: Jan Bos
Toch nog Latijn
Een tekst aan de binnenkant van het ingangsportaal vermeldt dat de eerste steen voor de bouw van de Nieuwe Kerk werd gelegd in 1660; een tekst aan de buitenkant noemt de datum van voltooiing: 1665. Beide teksten zijn geschreven in het Latijn. Dat is niet uitzonderlijk, maar toch wel een beetje merkwaardig: het Latijn dat in de Rooms-Katholieke Kerk nog altijd werd gebruikt, was door de protestanten vervangen door de volkstaal, zodat de gelovigen konden begrijpen wat zij hoorden en lazen. Latijn was in de wetenschap en het onderwijs aan de universiteit nog wel een gangbare taal, maar het was inmiddels de taal van de hogere en geleerde klassen geworden.
Nog merkwaardiger is, dat de twee Latijnse teksten woorden en uitdrukkingen gebruiken, die verwijzen naar zaken die je niet in Nederland in de zeventiende eeuw zou verwachten. Zo worden het bestuur en de bevolking van Groningen omschreven als ‘Senaat en volk van Groningen’ en worden de burgemeesters als ‘consuls’ aangeduid. Het kerkgebouw wordt ‘tempel’ genoemd en God wordt omschreven als ‘de beste en hoogste’. Waar komen deze woorden vandaan?
Jupiter
In de christelijke traditie spreekt men niet over een kerk als ‘tempel’ en noemt men God ‘almachtig’, niet ‘best en hoogst’ (wat overigens klinkt alsof er nog andere goden zijn). Deze bijzondere woorden stammen uit het Romeinse verleden. Met de herleving van de belangstelling voor de Romeinse Oudheid omstreeks 1400 – de zogenaamde Renaissance – ontstond er ook een herleving van het Latijn uit de Oudheid, ten koste van het Latijn uit de daaropvolgende Middeleeuwen. In de Oudheid bestonden er geen kerken maar wel tempels. Daarom werd het woord ‘kerk’ vervangen door ‘tempel’. De omschrijving ‘best en hoogst’ werd overgeheveld van de oppergod Jupiter naar de bijbelse God. De Romeinen kenden geen burgemeesters en daarom werd het oude woord ‘consul’ gebruikt. De staat Rome werd aangeduid met de afkorting SPQR: Senatus PopulusQue Romanus. Deze afkorting werd door allerlei landen en steden overgenomen met aanpassing van de laatste letter, bijvoorbeeld SPQG: Senatus PopulusQue Groninganus.
Hoogste Priester
De herleving van het gebruik van het oude Romeinse Latijn – en de ‘zuivering’ van het middeleeuwse Latijn – was begonnen in Italië, en in het bijzonder in Rome. Dat is niet zo verwonderlijk, want de invloed van het oude Romeinse rijk was daar altijd sterk gebleven. Allerlei tradities van de Romeinen waren opgenomen in kerkelijke organisaties en rituelen, zelfs zo zeer dat het Roomse Rijk werd beschouwd als opvolger van het Romeinse Rijk en de pausen als opvolgers van de keizers. In de loop van de vijftiende eeuw gebruikten de pausen in opschriften en documenten niet meer het woord ‘paus’, maar de Romeinse term Hoogste Priester. En ook de stijl van schrijven werd aangepast aan de stijl van het ‘zuivere’ Latijn. Is het niet prachtig om – zoals oude Romeinse schrijvers deden – één zaak in drie verschillende bewoordingen te zeggen? Zo lezen we boven het portaal dat de Nieuwe Kerk is ‘gebouwd, bestemd en gewijd’, en wel ‘tot roem, eer en verering’.
Door de aanwezigheid van de universiteit in Groningen waren er (betrekkelijk) veel geleerden in de stad. We mogen aannemen dat zij – rechtstreeks of via hun contacten – op de hoogte waren van de ontwikkelingen in Rome en van de inscripties die men daar aanbracht op en in de kerken. Misschien hebben zij de burgemeesters geholpen om een waardige tekst te schrijven boven de ingang van de nieuwe ‘tempel’.
Mensen die de Nieuwe Kerk binnengaan, betreden weliswaar de eerste kerk in de provincie die is gebouwd voor de protestantse eredienst, maar om deze kerk status en aanzien te geven zijn de opschriften boven de ingang geschreven in de stijl en bewoordingen van de Romeins-katholieke traditie.