Op 14 februari is het Valentijnsdag: een uit Amerika overgewaaid feest waarbij bloemen, chocola of een kaartje gegeven wordt aan een (heimelijke) geliefde. Maar eigenlijk is dat niets voor ons, want wij nuchtere Groningers kennen maar twee echte heiligen: Sint-Maarten en Sinterklaas. Trouwens, wij hebben het eigenlijk niet zo op winkeliersfeesten zoals Valentijnsdag.
Hoewel, in het dikke Groninger woordenboek van Kornelis ter Laan uit 1929 staat na een handvol inmiddels vergeten heiligen ook: Sunt-Veltn. Achter dit Groninger lemma ‘Sunt-Veltn’ wordt de vertaling gegeven: ‘Sint-Valentijn’. En al was de betekenis honderd jaar geleden heel anders dan nu, ‘Sunt Veltn’ was met die naam bekend in Groningen. Net zoals veel meer heiligen.
Woordenboekman Ter Laan zegt het bij het lemma ‘Sunt = Sint’ als volgt: “De weinige heiligen, die in de volksmond ook onder de Hervormden nog voortleven, zijn hierna opgenomen.” En daarna worden de Groninger heiligen in alfabetische volgorde genoemd, van Sunt-Annoa tot Sunt-Veltn. Sommige heiligen, zoals St. Anna en St. Valentijn, waren zo’n honderd jaar geleden nog slechts bekend uit een versleten zegswijze of uit een vaste uitdrukking. Zo kon een Groninger zeggen: “Sunt-Jutn ien t ronne” als het ging om een grote omweg, wellicht vergelijkbaar met de Hollandse uitdrukking ‘Sint Juttemis’. Ook bij Sint Juttemis is de hele zegswijze afgesleten en we weten nu niet meer of Sint Juttemis echt verband houdt met de naamdag van Judith, de hoofdpersoon uit het gelijknamige apocriefe bijbelboek.
Vaste dagen
Een aantal heiligen met een vaste dag hield het in Groningerland lang uit en in het dikke woordenboek van Ter Laan staan bijvoorbeeld Sunt-Gories (St. Gregorius) op 12 maart, Sunt-Jopk (St. Jakob) op 25 juli en Sunt-Margriet, ook wel Pis-Grait genoemd, op 13 juli. Deze en ook andere heiligen met een vaste dag hoorden bij het plattelandsleven van vroeger; zo werd op Sunt-Gories het dagloon van een landarbeider afgesproken en rond Sunt-Jopk was de rogge gezicht en konden knollen gezaaid worden.
Vergelijkbaar dus met de nu nog bij tuinders bekende IJsheiligen: vijf al lang vergeten katholieke heiligen die hun naamdagen hebben in de periode 11 tot en met 15 mei. Want na de naamdag van Sophia van Rome op 15 mei (‘koude Sofie’) komt normaal gesproken geen nachtvorst meer voor en dus kan na 15 mei volop gezaaid en geplant worden.
Drie bekenden
Achter het lemma ‘Sunt-Jan’ staat in het woordenboek na de vertaling ‘St. Jan, 24 juni’ het rijmpje:
Mit Sunt Jan
Slagt de eerste maaier an.
Met een vooruitziende blik heeft woordenboekman Kornelis ter Laan erbij gezet: “Dit rijmpje zal de toepassing van de kunstmest wel geen 100 jaar overleven.”
Ter Laan was een verteller en ook in zijn woordenboek kon hij het niet nalaten om over Sint-Jan uit te weiden; over de arm van Johannes de Doper als het belangrijkste middeleeuwse relikwie van de Martinikerk en over de stokoude straatnaam St. Jansstraat. Toch waren er in het jaar 1929, toen het Groninger woordenboek uitkwam, nog maar twee heiligen die iedereen kende: Sunter-Meerten en Sunt(er)-Nikloas. Uitvoerig beschrijft Ter Laan alle gewoontes rond St. Maarten en St. Nicolaas en natuurlijk ontbreken de vele Groningstalige liedjes niet.