‘Aan U behoort, o Heer der heren’ (NLB 978) bezingt de vreugde over de schepping. Maar moet je wel spreken van schepping? Is alles niet een grote toevalstreffer, een schitterend ongeluk in een uitdijend heelal? En is vreugde niet gewoon het resultaat van chemische processen in de hersenen? Of is alles om mij heen en ikzelf erbij toch een gelijkenis van meer dan aards geheimenis?
Twintig jaar geleden kwam een chemisch fysicus, professor aan de universiteit, na afloop van de kerkdienst op me af. Hij danste bijna. In een experiment werd een microscopisch deeltje, dat kleiner is dan een atoom, op hetzelfde moment op twee verschillende plekken aangetroffen. “Wist je dat we met onze waarneming de materie beïnvloeden? Er bestaat helemaal geen objectieve werkelijkheid buiten ons om.” Het duizelde me. Ik herinner me het moment door de kinderlijke vreugde die zich van hem meester maakte. Blijkbaar associeerde ik zijn vak meer met rekenkundige modellen en intelligente experimenten dan met speelse vreugde. De professor was het levende bewijs dat deze dingen prima samen kunnen gaan.
Mijn vooroordeel kwam natuurlijk wel ergens vandaan. Lange tijd ging men er in de wetenschap van uit dat alles materie is. De ziel bestaat niet. Er is geen God. De vreugde van de professor is niet meer dan een bijproduct van zijn hersenarbeid. Het zijn fysisch-chemische processen in het hoofd van de chemisch fysicus. Om met hersenwetenschapper Dick Swaab te spreken: “Wij zijn ons brein”.
Meer dan doek
Laat ik het spannend maken: Een schilderij van Rembrandt is ongetwijfeld materie – het doek, de verf, ja zelfs de hand van de meester. Je kunt de samenstelling van het gebruikte materiaal ontleden en alle relevante gegevens verzamelen en analyseren. Maar weet je daarmee waar je het over hebt? Leer je zo het schilderij kennen? Is daarmee verklaard waarom de museumbezoeker geduldig op zijn beurt wacht om een tijd oog in oog met het schilderij te kunnen staan? Dat er op zo’n moment van alles in die hersens gebeurt, wil ik graag geloven. Maar niet dat een kunstwerk, van materie gemaakt, louter materie is die zich in kaart laat brengen. Een kunstwerk, uit materie gemaakt, is in staat ook de wetenschapper te ontregelen. Wie weet helpt het haar zelfs om buiten de beproefde paden het wetenschappelijk werk voort te zetten.
De kwantumfysica, die het gedrag van de kleinst mogelijke deeltjes onderzoekt, heeft aangetoond dat de waarneming van de onderzoeker het gedrag van de deeltjes beïnvloedt. De natuur gedraagt zich op dit microscopisch niveau onvoorspelbaar. Meten is niet langer weten. Wat meten overigens nog belangrijker maakt, omdat je er niet meer van uit kunt gaan dat de uitkomsten bij herhaalde experimenten dezelfde zullen zijn. Dat heeft grote gevolgen. Wetenschap doet onderzoek naar hoe de natuur zich gedraagt, maar kan niet langer stellen: Dit ís de natuur of wij zíjn ons brein. Materie is een dimensie van een meer omvattende werkelijkheid waarin alles met alles te maken heeft en het menselijk bewustzijn niet terug te brengen is tot fysieke processen in de hersenen. Vóór ik door de scan ga, weet ik dat ik ik ben. Ik voel. Ik ben. Ik heb een bewust innerlijk leven. En niet alleen materie doet iets met mij. Ook ideeën beïnvloeden mijn gedrag. En kunst. En niet te vergeten: de aanblik van de ander.
De filosoof en computerwetenschapper, Bernardo Kastrup, die lange tijd werkte voor een Europese organisatie die fundamenteel onderzoek doet naar elementaire deeltjes, vergelijkt de materiële werkelijkheid met het dashboard in de cockpit van een vliegtuig. De wetenschapper die stelt dat alles materie is, is geboren in de cockpit. Wat hij afleest op het dashboard is voor hem de werkelijkheid. Dat het de neerslag is van een grotere werkelijkheid die hem omringt, kan hij niet weten. Alles wat hij ooit heeft gezien zijn de parameters van het dashboard. Die grotere, alles omvattende werkelijkheid is geest en energie. Je kunt er niet uit vallen. Een troostende gedachte voor de persoon voor wie ‘dood is dood’ wel erg absoluut klinkt.
Zelf zou ik niet zo ver willen gaan als Bernardo Kastrup. Ik denk eerder dat de wetenschapper, die ervan uitgaat dat alles louter materie is, de gelaagdheid van wat wij de werkelijkheid noemen over het hoofd ziet. De wetenschapper, die ervan uitgaat dat hij zelf louter materie is, en die desondanks meent objectief de materie te kunnen bestuderen, is als de slager die zijn eigen vlees keurt of als de Baron van Münchhausen, die beweerde dat hij zich aan zijn eigen haren uit het moeras kon trekken. Kunst weet van de gelaagdheid van de werkelijkheid. Kunst gaat vooraf aan de wetenschap. Poëzie ook. Zoals het lied waarmee Jan Wit de schepping bezingt. ‘’t Is alles een gelijkenis van meer dan aards geheimenis.’