Een jaar geleden is de oecumenische denktank Groen Geloven Groningen gestart. Het is inspirerend om bezig te zijn in deze groep; klimaatcrisis en milieuproblematiek komen soms zo massief en onbeheersbaar op je af, dit platform maakt het voor mij weer wat behapbaar en concreter. Het stimuleert mij als theoloog en studentenpastor om ook de inzichten vanuit de groene theologie in te zetten bij het streven naar een duurzaam leven. Wat zou een theoloog dan kunnen inbrengen?
Dat is in ieder geval de ‘tweede taal’ en deze term ontleen ik aan Huub Oosterhuis. Een theoloog en pastor probeert om die tweede taal te laten klinken. Het gaat in het leven niet alleen om de eerste taal van logica, redeneren, oplossingsgericht denken, debat en argumenteren, meten is weten. Het gaat ook om de tweede taal van poëzie, kunst en religie. Deze zit als een oudere aardlaag onder de eerste. En zij is overigens ook tweede in aandacht en waardering, en weerlozer en bescheidener dan de eerste taal. Zij is beeldend, meerduidig en kan alles in een ander licht zetten. De tweede taal kan iets ontsluiten voor mensen waar je met het exacte en doelgerichte denken onvoldoende bij kan komen.
Ik kom hierop omdat ik een interview las met Arita Baaijens, bioloog, schrijver en ontdekkingsreiziger (Trouw, 2 juni). Bekend van haar jarenlange tochten met kamelen door de woestijn, haar reis te paard door Centraal Azië en haar verblijf in het oerwoud van Papoea-Nieuw-Guinea. Zij heeft veel mensen ontmoet voor wie de natuur zeggingskracht heeft, iets kan doen en tot je spreekt. Haar ogen gingen open voor de grote invloed van taal en cultuur op onze omgang met de natuur. In Nederland is de taal voor natuur vooral technocratisch en wetenschappelijk, natuur is een passief terrein dat ligt te wachten op menselijk handelen. Maar doe je daarmee recht aan onze natuurervaringen zoals de ervaring van de zee met het uitzicht, de geur, de zilte wind in je haar, het geruis van golven? Baaijens neemt de interviewer mee naar de Noordzee en wijst vanaf het strand naar de Doggersbank, ‘een gigantisch stopcontact’ volgens elektriciteitsbedrijven, een ideale plek om windmolenparken aan te leggen. Ze hoorde een bestuurder zeggen: “De Noordzee is het grootste ongebruikte industrieterrein in Nederland”.
Dat schokte haar, want wat spreekt daar een eenzijdig mensgericht wereldbeeld uit, met de gevaarlijke aanname dat de mens eigenaar is van de zee en vrij om deze naar believen te exploiteren met alle rampzalige gevolgen van dien. Dit citaat gaat volledig voorbij aan het feit dat de zee vol leven zit, dat óók recht van bestaan heeft, dat óók een stem heeft, een stem waar we naar zouden kunnen luisteren. Baaijens heeft een project bedacht: ‘Taal voor de toekomst’, waarin ze bestuurders, kunstenaars en belangstellenden in gesprek brengt met de Noordzee o.m. via een taalmachine die verrassende woorden als ‘onderwatersnood’ levert.
Gaan we natuur beter beschermen als we andere taal hebben? Ik denk dat Arita Baaijens ons wijst op het grote belang van de tweede, beeldende taal van poëzie, kunst en religie, die ons helpt om ook op een andere manier te kijken naar de werkelijkheid. Deze oude grondlaag moet levend blijven en niet verdrongen en verstikt door de eerste taal, want anders raak je gevangen in een eenduidig, technocratisch wereldbeeld.
De tweede taal ontsluit wat men op het eiland Iona ’thin places’ noemt. Plaatsen waar je ervaart dat er licht door de sluier heen komt, waar je gewaarwordt dat ons leven in een veel omvattender verband staat dan wij ons bewust zijn. Wanneer dringt nu eens dat besef door dat je als mens niet heersend in het middelpunt staat, maar een kwetsbaar onderdeel bent?