Verlangen naar de nabijheid van God

Antwoord

Soms ben ik bang dat u niet blijft,
dat uw voeten leegbloeden op lege
wegen, dat uw vriendelijke handen tegen
zoveel verraad, zoveel weerspannigheid
 

in mensen en dingen niet bestand
zijn. Dat u zeggen zult: ik had beter
moeten weten, mensen waarheid leren
is waanzin, leugen hun vaderland.

Moet ik u dan nu, in de kribbe,
waarschuwen? Zeggen: doe het niet,
doe het anders, laat uw moeder vergeten
 

wat de engel sprak? Uw eigen stilte
– nacht, sterren, adem – zingt uw lied
van antwoord: zelfs op aarde vrede.
 

Gabriël Smit

Het gedicht ‘Antwoord’ werd geschreven in opdracht van NCRV-radio en uitgezonden op 22 december 1975 in Literama. Het is ook opgenomen in het Liedboek (na lied 486) tussen de kerstliederen.

 

In dit klassieke sonnet (14 versregels verdeeld over twee strofes van vier en twee van drie verzen) valt vooral het enjambement op, het afbreken van een zin waar geen natuurlijke pauze in de zin is. Zie als voorbeeld vers 2-3: lege / wegen. Maar ook in 3-4, 2-5, 6-7, 7-8, 11-12 en 13-14 zit enjambement. Je merkt dit vooral als je het gedicht even hardop leest. Dan valt tevens op dat er niet alleen eindrijm, maar ook binnenrijm in het gedicht zit. Zie als voorbeeld lege – wegen (2-3), en beter – weten (6-7). Dat eindrijm (in strofe 1 en 2) is omarmend rijm: a-b-b-a. Het is deels zuiver eindrijm: lege – tegen, bestand – vaderland, en deels klinkerrijm, waarbij, het woord zegt het al, alleen de klinkers rijmen: blijft – weerspannigheid, beter – leren.

 

In een nawoord bij een dichtbundel van Gabriël Smit schrijft criticus Kees Fens: “Gabriël Smits poëzie laat zich omschrijven als een durende dialoog. (…) Hem lezen is in een gesprek betrokken raken.” Het gedicht ‘Antwoord’ is een mooie illustratie van deze analyse. De ‘ik’ in het gedicht is in gesprek met Jezus. Hij richt zijn vragen tot hem, maar ervaart in vers 12-14 ook een antwoord. Een dialoog dus.

 

De vragen van de ‘ik’ in strofe 3 komen voort uit bezorgdheid en angst. Hij ziet een kind in de kribbe (vers 9), reden waarom we weten dat we met Jezus te maken hebben. Dat kind waarover de engel tot zijn moeder zei: “Hij zal een groot man worden en Zoon van God worden genoemd”. De ‘ik’ is bezorgd over dat kind, omdat hij weet wat het kind te wachten staat (strofe 1 en 2). Hij is bang dat het de moed opgeeft, omdat hij zich stukloopt en geen mens meekrijgt: ‘dat uw voeten leegbloeden op lege / wegen’ (2-3). Dat hij met zijn vriendelijkheid en goede bedoelingen niet bestand zal zijn tegen zoveel tegenstand van mensen en dingen en hij zal zeggen ‘ik had beter moeten weten’; dat mensen leugenachtig zijn en geen boodschap hebben aan waarheid (vers 6-8).

 

Zijn kennis plaatst de ‘ik’ voor een dilemma: moet ik Jezus waarschuwen met mogelijk het gevolg dat Jezus opgeeft, terwijl hij hoopt dat Jezus dat niet doet? ‘Moet ik u dan nu, in de kribbe, / waarschuwen?’ (vers 9-10).

 

In vers 12 komt het antwoord. Dat kunnen we de wending, de chûte, in het gedicht noemen. Een antwoord dat geen gesproken antwoord is. ‘Uw eigen stilte zingt uw lied van antwoord’. In de ademloze stilte van de nacht met sterren ervaart de dichter dat er ‘zelfs op aarde vrede’ mogelijk is. Een hoopvol antwoord, dat elk jaar opnieuw met Kerst gegeven wordt: Jezus wordt ieder jaar opnieuw geboren. God geeft de mensen elk jaar opnieuw de kans.

 

Het grondthema van het werk van Gabriël Smit wordt wel genoemd ‘verlangen naar de nabijheid van God in de aardse werkelijkheid’. Van dat verlangen spreekt hij in dit gedicht. Je zou het hier zelfs kunnen vertalen als: het verlangen naar God (naar Jezus’ geboorte) is verlangen naar vrede en gerechtigheid.

Daarmee spreekt de dichter uit wat ook nu de essentie van kerst is.

 

Marian Knigge – van der Schors

Schrijf je in voor de nieuwsbrief