Zondag 1 september
Elfde zondag van de zomer, veertiende na Trinitatis
Kleur: groen
Zacharia 8:4-8, 20-23 | Psalm 34:12-23 | Efeziërs 6:10-20 | Marcus 8:22-26
In het Marcusevangelie volgt de genezing van een blinde direct op het verwijt van Jezus aan zijn leerlingen dat ze niet begrijpen waar het werkelijk om draait: “Jullie hebben ogen, maar zien niet?” Dan wordt een blinde bij hem gebracht, en Jezus neemt hem mee in afzondering. Doet speeksel op zijn ogen, legt zijn hand erop, en de blinde ziet eerst wazig, met die prachtige zin: “Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.” Dan opnieuw Jezus’ hand op die ogen, en Marcus zegt dan heel vilein: “Hij zag alles nu heel helder” – dat in tegenstelling tot de leerlingen die het allemaal niet zo scherp meer zagen.
In de psalm rust het oog van de Heer op de rechtvaardigen; krijgen wij, zijn leerlingen, ziende door Jezus’ vingers ook oog voor gerechtigheid? Trekken wij de gerechtigheid ‘als harnas om onze borst’?
Zondag 8 september
Twaalfde zondag van de zomer, vijftiende na Trinitatis
Kleur: groen
Deuteronomium 4:1-2, 9-20 | Psalm 54 | Jakobus 1:17-27 | Marcus 8:27 – 9:1
In onze huidige (straat)cultuur is zien en gezien worden heel belangrijk. In sociale media laten wij ons beste zelf zien, elk ongemak weggewassen. Wij flaneren door de straten om vooral gezien te worden. Jezus schuift dat opzij. Wie zeggen de mensen dat ik ben – het is totaal niet belangrijk. Of hij nou Johannes is of Elia – wie zeggen júllie dat ik ben? Een vraag die je stelt aan je geliefde: hoe zie jij mij! En dan hangt Petrus het gewenste antwoord op: u bent de gezalfde! Dat is heel eervol, en Jezus wijst dat niet af, maar niet op de manier die Petrus voor zich ziet. Juist de vernedering door de dood maakt Jezus tot de gezalfde. Het is een harde leerschool voor ons, voor Petrus. Het leven vinden door het te verliezen – duidelijker kan Jezus het niet zeggen.
En waar blijkt dat uit? In de zorg voor weduwen en wezen, zegt Jacobus. Het is niet rise and shine, maar een tegencultuur, niet gaan voor de sterksten, maar opkomen voor de zwakkeren.