Zondag 15 september
Dertiende zondag van de zomer, zestiende zondag na Trinitatis
Kleur: groen
Jesaja 45: 20-25 | Psalm 116: 1-9 | Jakobus 2: 1-18 | Marcus 9: 14-29
Ik kwam te weten dat het Hebreeuwse woord ‘dabar’ zowel woord als daad kan betekenen. Zo dicht liggen daad en woord bij elkaar – een woord met gevolgen dus. Eigenlijk ondenkbaar dat je het één zegt en het ander doet. Maar loze woorden – we weten er alles van. Er wordt van alles gezegd, maar er verandert nooit wat… Mensen die teleurgesteld zijn in de politiek, kunnen dat beamen. Jacobus hamert erop: ‘[…] wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar handelt er niet naar?’ Geloofden de discipelen niet genoeg, dat ze de bezeten jongen niet konden genezen? Hun vraag aan Jezus: waarom kunt U dat wel, en wij niet? Alleen door gebed, zegt Jezus – bidden met woorden die ook echt iets doen. Geen goedkope handopleg/tovertruc dus. De vader van de jongen heeft het begrepen: Ik geloof – kom mijn ongeloof te hulp! Een prachtige paradoxale zin. Ik heb er vertrouwen in dat u mij zult doen geloven.
Daarvan zegt de psalm: ‘Ik bleef vertrouwen, ook al zei ik: ’Ik ben diep ongelukkig.’ Wie depressief is, mag hierin wel een bodem vinden.
Zondag 22 september
1ste van de herfst
Kleur: groen
Deuteronomium 13: 2-6 | Psalm 139: 13-24 | Jakobus 3: 16–4,6 | Marcus 9: 30-37
Jezus vraagt waar zijn leerlingen onderweg over aan het kibbelen waren; hij wacht het antwoord niet eens af (en trouwens, de leerlingen schaamden zich ook een beetje om het eerlijke antwoord te geven). Hij doorziet dat ze een robbertje armpje drukken aan het doen zijn: wie of wel de belangrijkste leerling was van hen. Als ze dan zitten, omarmt Jezus een kind/een slaaf die daar rondliep, vermoedelijk om te bedienen (het Griekse paidion kan beide betekenen, zo ongeveer als het woordje boy tijdens de slavernij in de VS). Wie de belangrijkste wil zijn, moet dat kind ontvangen, en wie dat kind ontvangt, ontvangt Jezus en in Hem de Vader.
Jacobus spreekt tot de twaalf stammen in de diaspora; kennelijk gunden die elkaar het licht in de ogen niet: Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. Is dat herkenbaar in onze moderne wereld? Dat werken met de ellebogen?