Zondag 29 september
Tweede van de herfst
Kleur: groen
Numeri 11:24-29 | Psalm 19:8-15 | Jakobus 4:11-17 | Marcus 9:38-50
“Profeteerde iedereen maar!” – met deze uitroep van Mozes eindigt de lezing in Numeri. Jozua, Mozes’ rechterhand, maakt bezwaar tegen het profeteren van twee oudsten die niet in de tent gekomen waren. In Marcus een analoog verhaal: Johannes brengt onder Jezus’ aandacht dat er iemand buiten de kring van leerlingen demonen aan het uitdrijven is in Zijn naam. Radicaal doorbreekt Jezus dan die groepsexclusiviteit: in tegenstelling tot het gebruikelijke ‘Wie niet voor Mij is, is tegen Mij’ zegt Hij hier: “Wie niet tegen ons is, is voor ons.” Ik lees daarin dat wij christenen elke goede kracht om ons heen mogen verwelkomen – of die nou direct uit geloof voortkomt of niet. Wij moeten geen hoge toon aanslaan over ons eigen geloof, zegt Jacobus, bescheidenheid siert ons (want damp zijn we), en samenwerken met alle mensen van goede wil is ons daarom geboden.
Zondag 6 oktober
Derde van de herfst
Kleur: groen
Maleachi 2:10-16 | Psalm 8 | Hebreeën 3:1-6 | Marcus 10:1-16
Trouw en trouweloosheid, dat is het centrale thema van de lezingen van deze zondag. In de Hebreeënbrief lezen we dat Christus trouw is aan ons – als ik alle ingewikkeldheid van Paulus’ bewoordingen weglaat. Trouw is ook de basis van elke relatie. En scheiden? In Marcus noemt Jezus dat een noodzakelijk kwaad – Mozes had het toegestaan ‘om de halsstarrigheid van mensen’. Je begint niet aan een relatie met de bedoeling later te scheiden. Daarna die zin die vaak in huwelijksdiensten klinkt: “Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.” Dat is geen wapen om gescheiden mensen mee om de oren te slaan, maar een belofte: Christus blijft ons trouw.
De profeet Maleachi vergelijkt de trouweloosheid van Juda met een man die de vrouw, de liefde van zijn jeugd, trouweloos behandeld heeft. Dat Christus trouw blijft aan ons, ondanks de trouweloosheid van ons mensen, dat zegt ons: niets kan ons scheiden van de liefde van God – daar doet onze halsstarrigheid niets aan af.
