Het evangelie van Matteüs begint met de afkomst van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Het lijkt vreemd om een bijbelboek, ja, om het hele Nieuwe Testament te beginnen met een rij namen, om al die namen van Abraham tot aan Jezus meteen als eerste te noemen. Of is het misschien toch de enige goede manier om het Nieuwe Testament te beginnen? De komende tijd wordt ingegaan op een handvol namen uit de rij: vijf bijzondere vrouwen. In dit nummer vast een inleiding op de namenlijst.
De namenlijst in Matteüs 1
Matteüs begint zijn evangelie met een soort korte uitleg: het zal gaan over Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. Zo staat het er; een samenvatting van de namenlijst die nog gaat komen en ergens een samenvatting van alle bijbelboeken vooraf, van het hele Oude Testament. Het moet direct duidelijk zijn dat Jezus niet uit de lucht komt vallen maar het eind is van een lange rij. Matteüs begint die rij bij Abraham, de vader van alle gelovigen en bij David, de grote koning. Juist aan Abraham en David is beloofd dat zij gezegend zijn en zo is Jezus gezegend, als kind van Israël en als koningskind.
Matteüs laat door de namenlijst zien dat Jezus uit die geschiedenis komt, uit het oude verbond tussen God en zijn volk, tussen God en de mensen. Daarom ook de duidelijke verwijzing naar Abraham en naar David.
Er staat trouwens nog een tweede, vergelijkbare, namenlijst in het Nieuwe Testament, in het Evangelie van Lucas, 3:23-38. Lucas begint andersom; zijn lijst loopt van Jezus door tot aan Adam. En we horen steeds: ‘zoon van… zoon van…’ totdat bij Adam staat: ‘zoon van God’.
Na de namenlijst van Matteüs komt bij vers 17 de slotzin, zeg maar het ‘waarom’ van die hele lijst: “Van Abraham tot David telt de lijst dus veertien generaties, van David tot de Babylonische ballingschap veertien generaties, en van de Babylonische ballingschap tot Christus veertien generaties.” Drie maal veertien is ook zes maal zeven, het gaat dus met Jezus naar zeven maal zeven: naar een dubbel heilig getal, naar het eind van gewone mensentijd.
Wie weet steekt dat erachter: dat wij niet zomaar hier zijn, dat wij leven vanaf een begin ergens naar toe. Dat er een orde, een bedoeling achter ons leven, achter onze wereld zit.