Als je kijkt waar het woordje ‘sport’ vandaan komt, dan kom je uiteindelijk terecht bij het Latijnse woord ‘desporto’: in vervoering raken, je laten meeslepen. Via het Frans is het tot ons gekomen, van het Franse woord ‘desport’, dat een verzwakte betekenis gekregen heeft: vermaak, afleiding. Dat wat je meesleept leidt je af, dat wat je afleidt kan je vermaken. We kennen dat allemaal wel als we een goede, meeslepende film zien. Dan hebben we ons een avond vermaakt.
Of wat we zagen bij die wedstrijd Ajax-Feyenoord nou zo vermakelijk was… Laten we dat maar in het midden houden, en kijken naar die oorspronkelijke betekenis van het woord. Je laten meeslepen, door emoties, door het je opgenomen weten in de massa, door gevoelens van onoverwinnelijkheid en trots. Ze zeggen ook wel: voetbal is emotie. Of in andere termen, erger nog: voetbal is oorlog. Daar kan dat simpele spel ook wel aan religie raken: dat kan ook ‘je opgenomen weten in een groter geheel’ zijn. Het woord extase komt zowel in de sportwereld als in de religieuze wereld voor. Hele volksstammen gaan voor dat gevoel van verbinding en buiten jezelf treden tegenwoordig op zondag niet meer naar de kerk, maar naar sportvelden, sporthallen en arena’s. Sommige evangelische sport-community’s spelen daarop handig in.
Overigens is dit soort verbinding precies wat mij tegenstaat in sport en in een bepaald soort kerken: hoe groter de massa, hoe meer ik me eenling weet, en hoe eenzamer ik word. Ik gruw van me verloren laten gaan in mensenmassa’s – samen Gods lofzang zingen kan me soms echt al de adem benemen. Het is allicht een tekortkoming van mij: een deel zijn van een gemeente, een groter geheel, gaat mij nooit goed af; ik ben daarvoor te veel een individualist, en wil zelf altijd de controle houden. “Ikke doen!” sprak mijn kleinzoon, en dat tweejarig joch sprak daarmee, ongeweten, mijn credo uit. Laten psychologen later maar eens uitzoeken waarom ik in dat stadium ben blijven hangen – ik heb er vrede mee.
U zult mij dus niet zo gauw in een menigte de hoofdingang van de Arena zien kapottrappen. Sommige tekortkomingen kunnen ook een zegen zijn. U zou me ook niet gevonden hebben, hoop ik, in de menigte die rond 1566 in de kerken, met een rood waas voor ogen, beelden kapottrapte. Religie is soms ook oorlog. Daarin verschilt het niet eens zoveel van voetbal.
Misschien verschilt het daarin (en dat is mijn geloof en hoop): dat religie kan toe-leiden naar de kern, niet afleiden; iets maken, niet vermaken – laat staan stukmaken – je helder laten zien in plaats van je vervoeren; je niet meeslepen, maar je juist helpen je eigen keuzes te maken… Dat wij Gods Rijk bouwen met onze eigenste individueelste bouwsteentjes, in plaats van in commissie de toegangsdeuren daarnaar stuk te trappen.