De eerste zondag na de vakantie gaan we naar de Martini. Op de fiets door een stil Vinkhuizen. Ver achter ons klinkt het gerammel van één of meer studentenfietsen. Bij het Noorderplantsoen stuiven ze ons voorbij. Zo uit bed gerold. Met verward slaaphaar. Waar gaat dat heen? Vast naar de UB, opperen wij: studeren voor tentamens.
Zijn we bij de Martini gekomen, dan zwaaien de grote deuren uitnodigend open. Ze zijn van koninklijk formaat. Alsof ze zeggen: wie hier binnenkomt is een prins of een prinses. We installeren ons halverwege en kijken om ons heen om te zien wie van de gemeenschap der heiligen present zijn. Zien we dat nu goed: het duo slaaphaar dat ons voorbij rammelde zit op de rij voor ons. Een aangename verrassing. Je bent blij met elke kerkganger. Vooral als je ze niet verwacht.
Na afloop een praatje. Toen jullie ons voorbij reden vanmorgen, zeiden we: die gaan studeren in de UB. Dat gaan we ook, zeiden ze, maar we dachten: eerst naar de kerk. Door de koninklijke deuren schrijden ze naar buiten. Koninklijk stappen ze op hun rammelende fiets, als was het hun gouden koets. Op weg naar de UB. Ze hebben vast hun tentamen gehaald.