Voor Ú heerst in het duister geen duister

Ik ben geen verhalenverteller, ik ben een verhalenverzamelaar. De mensen met wie ik werk leggen hun betekenisvolle verhalen in mijn handen. Aan mij de taak een kommetje te vormen en te ontvangen. Niet meer dan dat. Juist niet meer dan dat. Een kommetje vormen en het kostbare goed in de palm van mijn handen ontvangen. Afwisselend deze oogst van alle kanten bekijken en dan weer de verteller in de ogen kijken, want die kent de glans. Samen daar weer naar op zoek gaan.

Annemarie van der Vegt, straatpastor
Bij de Tijd15

Sommige verhalen worden keer op keer verteld. En van sommige verhalen maar een glimp. Zo vaak zijn het juist niet de succesverhalen, juist niet de overwinningen die behaald zijn, gaat het niet over al het leuks dat we gedaan hebben, het bezit dat we vergaard hebben. Vaak zijn het de verliezen, is het het geschonden lichaam dat verteld wil worden. Vaak zijn het de ingedikte, aangekoekte resten van iets dat gebroken is, dat zijn glans heeft verloren, maar niet in de ogen van de verteller. Want de verteller weet: daar ergens, ergens onder het puin, verstopt in de brokstukken van het leven woont de glans.

Het vraagt erom afgestoft te worden. Het wil als een archeologische vondst met een kwastje heel behoedzaam benaderd worden. Of in een zacht bad gelegd worden zodat het onder het aangekoekte vandaan weer tevoorschijn mag komen. Luisteren als scheppingsdaad, noemt Andries Baart dat in zijn boekje Aandacht.

Wat is het dat tevoorschijn komen wil? Vaak weet de verteller dat niet eens. Eerst maar eens beginnen met vertellen. Is er iemand die mee wil zoeken, die wil luisteren, die mijn verhaal niet meteen afdoet, maar door het puin heen luisteren wil? ‘Blijf je? Loop je niet weg?’ Soms horen we in het Straatpastoraat de akeligste verhalen. Verhalen die afstoten, verhalen die te erg zijn om aan te horen. Vaker horen we er maar een heel klein stukje van. Het zijn verhalen van daders, van lasten op hun schouders, van schuld, echt schuldig zijn. En schaamte daarover. Een schaamte die wordt ingepakt in stoerheid of afschuiven op andermans schouders.

Hoe menselijk. Want als jouw verhaal al te zwaar is om aan te horen, hoe moet het dan zijn om te dragen? Plus het oordeel erover. Het oordeel van de rechter is niet voorbij als je je straf hebt uitgezeten. Het oordeel van de maatschappij begint zodra je uit de gevangenis bent. En houdt nooit op. Dat oordeel houdt de deuren gesloten voor dat rotverhaal dat toch verteld wil worden. ‘Want ook dat heeft mij getekend, heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben.’

Ik ervaar het nog dagelijks ook als iets heel moeilijks: écht naar hun verhalen te luisteren. Dat gebeurt tussen de kletspraat, roddels, grootspraak, oordelen over en weer en de grove grappen door. Maar áls die glans dan oplicht, dán wordt die prachtige Psalm 139 heel even waar: Voor Ú heerst in het duister geen duister. Lichtend is de nacht als de dag, de duisternis is gelijk licht (Willibrordvertaling 1975) Alle onderscheid tussen goed en fout valt even weg. Of je weet je in de heelheid van jouw levensverhaal gekend. Heer, Gij doorgrondt mij en Gij kent mij. Op het moment dat ik daarvan getuige mag zijn, met dat brokje leven in het kommetje van mijn handen, weet ik mij een gezegend mens tussen gezegende mensen.

Cover nummer 15

Editie 15 - 2024

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief